Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:482, 21/01264

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:482, 21/01264

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 februari 2023
Datum publicatie
29 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:482
Zaaknummer
21/01264
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 40, Art. 7:4 Awb

Inhoudsindicatie

In deze WOZ-zaak waren in de bezwaarfase werkafspraken tussen het kantoor van de gemachtigde en de heffingsambtenaar gemaakt ter voorkoming van ‘onnodige’ beroepszaken.

Door de heffingsambtenaar werd in de bezwaarfase het taxatieverslag verstrekt, maar niet de gevraagde KOUDV- en liggingsfactoren van de vergelijkingsobjecten.

In r.o. 4.13. tot en met 4.18 van de uitspraak is uiteengezet dat als een belanghebbende op de hoorzitting niet opnieuw aanvoert dat hij informatie mist door het niet toesturen van bepaalde gevraagde stukken, in beginsel mag worden aangenomen dat hij die stukken kennelijk niet (meer) nodig heeft. Het vervolgens (pas) in de beroepsfase wijzen op een schending van artikel 7:4 Awb en/of artikel 40 Wet WOZ wordt dan beschouwd als een schending van de goede procesorde. Het oordeel dat sprake is van een schending van de goede procesorde door belanghebbende, betekent dat niet wordt toegekomen aan de vraag of artikel 7:4 Awb en/of artikel 40 Wet WOZ zijn geschonden en in zoverre is dus geen sprake van een gebrek. De omstandigheid dat de KOUDV- en liggingsfactoren van de vergelijkingsobjecten niet zijn toegestuurd in de bezwaarfase, is dan geen reden voor een gegrond (hoger) beroep (dus ook geen pkv).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01264

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 september 2021, nummer SHE 20/557, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de woning) per de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld. Ook is de aanslag onroerendezaakbelastingen (hierna: de aanslag) voor het jaar 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk van 11 januari 2023 ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [A] , namens belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] en [taxateur] (taxateur). De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is een in het jaar 2000 gebouwde geschakelde woning, gelegen aan de rand van ’s-Hertogenbosch, in de wijk ‘ [de wijk] ’. Bij de woning horen een aanbouw, een dakopbouw, een balkon, een garage en een tuinhuis.

2.2.

Ter onderbouwing van de door hem aan de woning toegekende waarde van € 441.000, heeft de heffingsambtenaar verwezen naar een door hem overgelegd taxatierapport, opgesteld op 8 maart 2021 door [taxateur] . In het taxatierapport is de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum vastgesteld op € 446.000. Deze waarde is bepaald door vergelijking met de referentieobjecten [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , alle gelegen in de wijk ‘ [de wijk] ’. In het taxatierapport zijn objectgegevens en foto’s van de woning en van deze referentieobjecten opgenomen. Ook bevat het rapport een vergelijkingsmatrix met gegevens van de woning en van deze referentieobjecten.

2.3.

Belanghebbende heeft ook een taxatierapport overgelegd, opgesteld op 26 september 2019 door [B] en [C] . In het taxatierapport is de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum vastgesteld op € 404.000.

Deze waarde is bepaald door vergelijking met de referentieobjecten [adres 2] , [adres 5] en [adres 6] , alle gelegen in de wijk ‘ [de wijk] ’. In het taxatierapport zijn de objectgegevens en foto’s van de woning opgenomen en globale objectgegevens van de gebruikte referentieobjecten.

2.4.

Tussen het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende (hierna: het kantoor) en de heffingsambtenaar zijn werkafspraken gemaakt. In de werkafspraken is in het kader van de bezwaarfase vastgelegd dat het kantoor bij procedurele fouten eerst contact opneemt met de heffingsambtenaar om een beroepszaak te voorkomen.

2.5.

In het bezwaarschrift is door het kantoor verzocht om ‘op basis van art. 40 Wet WOZ de opbouw van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van het onderhavige object en van de door u opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken.’

2.6.

De heffingsambtenaar heeft het taxatieverslag, de taxatiekaart en de grondstaffel overgelegd. Op de taxatiekaart zijn de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning vermeld. De KOUDV- en liggingsfactoren van de referentieobjecten zijn niet vermeld. In de begeleidende e-mail is (voor zover van belang) het volgende vermeld:

‘In uw bezwaarschriften hebt u verzocht om de relevante gegevens en waarden van de referentiewoningen en het object van belanghebbende.

De relevante gegevens van de belanghebbende vindt u in de bijlagen.

Gegevensverstrekking

De gegevensverstrekking beperkt zich tot het taxatieverslag (deze hebt al ontvangen), de taxatiekaart en de grondstaffel (indien van toepassing) van het object van belanghebbende.

Aan de hand van deze stukken kunt u de juistheid van de vastgestelde WOZ-waarde controleren.

Wij hebben hiermee voldaan aan de uit (artikel 40 van) de Wet WOZ voortvloeiende plicht tot gegevensverstrekking.

Vragen?

Bel of mail mij gerust.’

2.7.

Het kantoor heeft niet op enig moment na de gegevensverstrekking, ook niet tijdens het hoorgesprek, de heffingsambtenaar erop gewezen dat bepaalde in bezwaar gevraagde gegevens niet zijn overgelegd. Er is ook geen gebruik gemaakt van het recht op inzage in de stukken.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vragen of de WOZ-waarde door de heffingsambtenaar op de waardepeildatum te hoog is vastgesteld en of belanghebbende in zijn belang is geschaad, omdat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase niet alle stukken waarom is verzocht, heeft toegezonden.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, verlaging van de WOZ-waarde tot € 414.0001 en dienovereenkomstige verlaging van de aanslag. Volgens belanghebbende is het (hoger) beroep ook gegrond als de WOZ-waarde in stand blijft, omdat hij in beroep moest gaan om de gegevens te ontvangen die ten grondslag lagen aan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde.

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing