Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:483, 21/01394 en 21/01395
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:483, 21/01394 en 21/01395
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 februari 2023
- Datum publicatie
- 10 augustus 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:5633, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01394 en 21/01395
- Relevante informatie
- Art. 1:3 Awb, Art. 8:88 Awb
Inhoudsindicatie
Schadevergoeding. Het hof verklaart zich evenals de rechtbank voor een deel van de door belanghebbende bedoelde schade onbevoegd. Voor het overige is het hof van oordeel dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/01394 en 21/01395
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 november 2021, nummers BRE 20/8006 en 20/8007 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting 2012 en 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding in verband met de in 1.1 genoemde navorderingsaanslagen afgewezen. Ten aanzien van het overig deel van het schadevergoedingsverzoek heeft zij zich onbevoegd verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [A] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Op 3 februari 2022 heeft belanghebbende, na sluiting van het onderzoek, een stuk ingediend. Het stuk is gelijktijdig met de uitspraak doorgestuurd naar de inspecteur.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Het hof stelt de volgende feiten, zoals ook door de rechtbank in haar uitspraak opgenomen, vast:
In 2018 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016. De resultaten van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport met dagtekening 27 november 2018.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur een verschil geconstateerd tussen de omzet over het jaar 2013 voor de omzetbelasting (€ 211.443) en de in de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 aangegeven omzet (€ 97.644). De inspecteur heeft bij brief van 27 maart 2019 aangekondigd voor dit verschil een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over 2013 op te leggen en de omzet als volgt te corrigeren:
Aangifte Vpb 2013 |
Correctie |
Vastgesteld |
|
Ondernemingsvermogen einde boekjaar: |
€ 357.350 |
€ 471.149 |
|
Correctie omzet: |
€ 113.799 |
||
Ondernemingsvermogen begin boekjaar: |
€ 390.895 |
€ 390.895 |
|
Vermogensverschil: |
€ -/- 33.545 |
€ 113.799 |
€ 80.254 |
Niet aftrekbare bedragen: |
€ -/- 3.688 |
€ -/- 3.688 |
|
Belastbaar bedrag: |
€ -/- 37.213 |
€ 76.586 |
Met dagtekening 20 april 2019 heeft de inspecteur een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2013 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 76.586. Bij gelijktijdige beschikking is € 6.020 belastingrente in rekening gebracht.
Daarnaast heeft de inspecteur een terugwenteling van het verlies uit 2013 van € 18.843 gecorrigeerd en met dagtekening 4 mei 2019 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2012 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 18.343. Bij gelijktijdige beschikking is € 1.611 belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van het verschil in omzet aangevoerd dat sprake is van een stelselwijziging inzake de waardering van het onderhanden werk.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 juli 2020 de bezwaren van belanghebbende afgewezen en de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 13 augustus 2020, ingekomen bij de rechtbank op 17 augustus 2020, beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 9 juli 2020.
De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 1 oktober 2020 aan belanghebbende laten weten alsnog tegemoet te komen aan haar bezwaren en de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 ambtshalve te vernietigen. In de brief is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…) naar aanleiding van de door u ter informatie gezonden stukken heb ik nog eens overleg gehad met enkele van mijn collega’s over de slagingskansen van de thans lopende beroepsprocedures. Het allerlaatste stuk dat door u wordt meegestuurd (het betreft de laatste bijlage bij uw e-mailbericht van 14 juli j.l.; het stuk gemerkt “GB 3500”) is daarbij met name onderwerp geweest van discussie. Het geeft tot op heden nog veruit het meeste inzicht in hoe het onderhanden werk fiscaal werd gewaardeerd in uw onderneming en hoe dit waarderingssysteem in 2013 werd gewijzigd. (…) Het spijt mij dat ik de mogelijke betekenis van dit stuk, dat door u eerst op 14 juli j.l. is verstrekt nadat al uitspraak was gedaan in deze langlopende bezwaarprocedure waarbij er al zoveel kansen waren om een voldoende toelichting te verstrekken, destijds onvoldoende heb ingeschat. Het geeft weliswaar niet de gevraagde volledige duidelijkheid, maar het had aanleiding kunnen zijn voor het stellen van nadere vragen. (…)”
De inspecteur heeft met dagtekening 31 oktober 2020 en 7 november 2020 de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 en de gelijktijdig daarbij vastgestelde belastingrentebeschikkingen vernietigd. Belanghebbende heeft op 8 september 2021 verzocht om de inspecteur te veroordelen tot een schadevergoeding.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding en op een integrale proceskostenvergoeding.
Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep, toekenning van een schadevergoeding alsmede een vergoeding van integrale proceskosten. De inspecteur concludeert tot een ongegrond hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.