Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1205, 22/01155 tot en met 22/01158

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1205, 22/01155 tot en met 22/01158

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 april 2024
Datum publicatie
24 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:1205
Formele relaties
Zaaknummer
22/01155 tot en met 22/01158

Inhoudsindicatie

Wet financiering sociale verzekeringen (oud). Berekening premiekorting voor het in dienst nemen van oudere en arbeidsgehandicapte werknemers. Het hof is van oordeel dat in arbeidscontracten waarin een aantal uren is overeengekomen, maar waarbij uitdrukkelijk is bepaald dat dit een minimum is (‘tenminste’-contract), geen sprake is van een vast overeengekomen arbeidsduur in de zin van artikel 50b Wfsv (tekst 2014 en 2015) dan wel artikel 50c Wfsv (tekst vanaf 2016). Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 22/01155 tot en met 22/01158

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 7 april 2022, nummers BRE 20/857 tot en met 20/860, in het geding tussen belanghebbende,

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft naheffingsaanslagen loonheffingen over de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [persoon] , namens belanghebbende, en [gemachtigde] als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een [bedrijf] . Op belanghebbende is in de jaren 2014 tot en met 2017 de op dat moment geldende CAO [naam CAO] van toepassing. In de CAO [naam CAO] 2016/2017 zijn onder meer de volgende bepalingen, gelijkluidend aan de bepalingen in de CAO [naam CAO] over de andere jaren, opgenomen:

Hoofdstuk 1 Algemene afspraken

(…)

1.3

Definities

(…)

e. Fulltimer

De werknemer met wie in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij gedurende de volledige werkweek werkzaamheden verricht.

f. Parttimer

De werknemer met wie in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij gedurende een gedeelte van de volledige werkweek werkzaamheden verricht.

g. M.U.P.-kracht

De werknemer met wie in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij een Uitgestelde Prestatieplicht (M.U.P.-overeenkomst) heeft en op afroep werkzaamheden verricht (zie hoofdstuk 5).

(…)

l. Meeruren

Arbeidsuren die uitgaan boven het aantal arbeidsuren dat is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst van een parttimer, niet zijnde overuren.

m. Overuren

zie artikel 3.13.2.

(…)

1.4

In dienst

1.4.1

De individuele arbeidsovereenkomst

De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer moet schriftelijk worden aangegaan.

(…)

Hoofdstuk 2 Werk en rusttijden

2.1.

Arbeidstijd rijdend personeel

2.1.1

Werkweek

Voor fulltime rijdend personeel geldt een arbeidstijd van 40 uren per week, verdeeld over gemiddeld 5 dagen per week.

De parttime werknemer heeft een arbeidsovereenkomst van minder dan 40 uur per week. Het aantal overeengekomen uren moet in de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd.

(…)

2.2

Arbeidstijd niet-rijdend personeel

2.2.1

Werkweek

Voor fulltime niet-rijdend personeel geldt een arbeidstijd van 40 uren per week, verdeeld over gemiddeld 5 dagen per week.

De parttime werknemer heeft een arbeidsovereenkomst van minder dan 40 uur per week. Het aantal overeengekomen uren moet in de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd.

(…)

Hoofdstuk 3 Inschaling en beloning

(...)

3.13

Toeslagen en vergoedingen

(…)

3.13.2

Overurenvergoeding

Overuren zijn de uren die de gemiddelde arbeidstijd van 40 uur per week berekend over een periode van één kalenderkwartaal te boven gaan.

Bij gebruik van een zogenaamd cyclisch rooster is er pas sprake van meeruren en/of overuren als deze de met het rooster corresponderende aantal uren te boven ga.

Ziekte uren, wachtdagen en verlof tellen mee bij de berekening of er sprake is van betreffende overuren.

(…)

3.13.3

Meeruren en overuren door de parttimer

Indien meer uren worden gewerkt dan het contractueel overeengekomen aantal arbeidsuren worden deze uitbetaald conform de bepalingen in deze CAO. Over deze meeruren tot maximaal 40 uur per week bouwt de werknemer vakantietoeslag- en vakantie-uren op.

Arbeidsuren die de arbeidstijd van 40 uur per week te boven gaan worden met inachtneming van artikel 3.13.2 aangemerkt als overuren.

(…)

Hoofdstuk 5 M.U.P.-krachten

5.1

De M.U.P.-kracht

De werknemer met een arbeidsovereenkomst Met een Uitgestelde Prestatieplicht (M.U.P.) verricht werkzaamheden op afroep.

De werkgever doet een beroep op de M.U.P.-kracht als hij werk voor hem heeft.

De tijden waarop de M.U.P.-kracht beschikbaar is om te werken, worden in onderling overleg vastgesteld tussen de werkgever en de M.U.P.-kracht.

5.2

Arbeidsovereenkomst M.U.P.-krachten

Een M.U.P.-arbeidsovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan.

De CAO geldt ook voor M.U.P.-krachten.

(…)”

2.2.

Belanghebbende heeft in de jaren 2014 tot en met 2017 negenenveertig werknemers in dienst waarvoor zij in aanmerking komt voor premiekorting in de zin van hoofdstuk 3, afdeling 6, Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv)1. Daarvan hebben acht werknemers een arbeidsovereenkomst op afroepbasis (nulurencontract). De overige werknemers hebben een parttime- of fulltime arbeidsovereenkomst.

2.3.

In de parttime arbeidsovereenkomsten zijn – voor zover hier van belang – de volgende bepalingen opgenomen:

Artikel 1

(…) Op de arbeidsovereenkomst is de CAO [naam CAO] , welke op genoemde datum geldt, van toepassing. De werknemer erkent een exemplaar van de CAO te hebben ontvangen.

Artikel 2

De dienstbetrekking wordt aangegaan voor (…), aanvangende (…) en eindigend op (…) met dien verstande, dat tenminste (…) uur per week arbeid wordt verricht.”

2.4.

Belanghebbende doet maandelijks aangifte loonheffingen. In de jaren 2014 tot en met 2017 heeft belanghebbende in de aangiften loonheffingen de volgende totaalbedragen aan premiekorting, berekend op basis van het totaal aantal uren waarover belanghebbende loon is verschuldigd, in aanmerking genomen:

Jaar

Premiekorting

oudere werknemer

Premiekorting

arbeidsgehandicapte werknemer

Premiekorting

totaal

2014

€ 51.958

€ 33.183

€ 85.141

2015

€ 94.561

€ 26.928

€ 121.489

2016

€ 107.667

€ 18.450

€ 126.117

2017

€ 101.129

€ 12.228

€ 113.357

2.5.

De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de jaren 2014 tot en met 2017. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport van 1 april 2019. In het controlerapport constateert de inspecteur dat belanghebbende de premiekorting voor de werknemers met een vast overeengekomen arbeidsduur ten onrechte heeft berekend op basis van het totaal door deze werknemers gewerkte aantal uren waarover belanghebbende loon verschuldigd is (hierna: correctie 1). Daarnaast constateert de inspecteur in het controlerapport dat het bedrag van de premiekorting voor werknemers met een vast overeengekomen arbeidsduur die slechts een gedeelte van het aangiftetijdvak in dienstbetrekking zijn ten onrechte niet evenredig werd verlaagd (hierna: correctie 2).

2.6.

De inspecteur heeft de correcties, waartoe hij in het controlerapport concludeert, als volgt berekend:

2014

2015

2016

2017

Correctie 1

€ 7.263

€ 19.547

€ 21.013

€ 17.553

Correctie 2

-/- € 32

€ 3.833

€ 5.254

Totale correctie

€ 7.263

€ 19.515

€ 24.846

€ 22.807

2.7.

De inspecteur heeft over ieder jaar afzonderlijk een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2019 afgewezen.

2.8.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000, de minister veroordeeld in de proceskosten van € 1.139 en gelast dat de minister het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarbij gaat het alleen om correctie 1, te weten de vraag of belanghebbende de premiekorting voor de werknemers met een parttime arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft berekend op basis van het totaal door deze werknemers gewerkte aantal uren waarover belanghebbende loon verschuldigd is.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank met uitzondering van de beslissing over de vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht en vermindering van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing