Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1211, 23/00321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1211, 23/00321

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 april 2024
Datum publicatie
24 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:1211
Formele relaties
Zaaknummer
23/00321
Relevante informatie
Art. 8:113 Awb, Art. 6:5 Awb

Inhoudsindicatie

Beroep bij het hof (judiciële lus) tegen nieuwe uitspraak op bezwaar over een beschikking invorderingsrente van € 5 in verband met een naheffingsaanslag BPM. Diverse formele beslispunten. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/00321

Uitspraak op het sprongberoep 1 van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de ontvanger) van 9 februari 2023, met referentie [nummer 1] in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een mededeling teruggaaf Belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ontvangen op grond waarvan zij recht heeft op een teruggaaf van € 502 (hierna: de mededeling of de teruggave). De ontvanger heeft de teruggave verrekend met een naheffingsaanslag BPM van belanghebbende, alsmede met een bedrag van in totaal € 5 aan invorderingsrente in verband met de openstaande belastingschuld betreffende die naheffingsaanslag.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededeling en tegen de verrekende invorderingsrente. De ontvanger heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 29 juli 20212 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (verder: het hof). Bij uitspraak van 8 juni 20223 heeft het hof:

- het hoger beroep gegrond verklaard;

- de uitspraak van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de beslissing over de onbevoegdverklaring voor zover het beroep op de verrekening ziet;

- de zaak teruggewezen naar de ontvanger met de opdracht belanghebbende alsnog te horen en alsnog op het bezwaar tegen de invorderingsrente te beslissen met inachtneming van de uitspraak van het hof;

- op grond van artikel 8:113, lid 2, Awb bepaald dat tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar slechts bij het hof beroep kan worden ingesteld;

- de ontvanger veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten en wettelijke rente over beide.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie bij uitspraak van 8 september 2023 ongegrond verklaard4.

1.6.

De ontvanger heeft, na belanghebbende te hebben gehoord, opnieuw beslist op het bezwaar tegen de invorderingsrente. De ontvanger heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de ontvanger bij het hof beroep ingesteld; in deze uitspraak aangeduid als sprongberoep. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de ontvanger [ontvanger 1] en [ontvanger 2] .

1.9.

Belanghebbende heeft voor de zitting een machtiging en een pleitnota ingediend.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 19 juli 2017 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat haar teruggave BPM van € 502, wordt verrekend met haar openstaande belastingschuld betreffende de naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer 2] . In hetzelfde geschrift heeft de ontvanger bij beschikking € 5 invorderingsrente berekend. Van de teruggaaf is € 5 afgeboekt op de invorderingsrente, € 296 op de openstaande kosten en € 201 op de naheffingsaanslag.

2.2.

De invorderingsrente is enkelvoudig berekend, over de € 201 belastingheffing, over het tijdvak 13 oktober 2016 tot en met 11 juli 2017. Tegen een tarief van 4%.

2.3.

Met dagtekening 18 april 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 vermelde verrekening, alsmede tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente, die met de teruggave is verrekend.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende

I. Is het beroep, gelet op de daarin genoemde gronden, niet-ontvankelijk?

II. Maakt belanghebbende misbruik van haar procesrecht als gevolg waarvan het beroep niet-ontvankelijk danwel ongegrond is en de in 1.4 genoemde proceskostenveroordeling moet worden vernietigd danwel de ontvanger daarvoor volledig moet worden gecompenseerd?

III. Is het hof bevoegd om uitleg te geven aan het Unierecht?

IV. Mag voorafgaand aan de procedure griffierecht in rekening gebracht worden?

V. Is er terecht invorderingsrente in rekening gebracht?

VI. Is er recht op een (aanvullende) immateriële schadevergoeding?

VII. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding wegens in strijd met het Unierecht geheven belasting?

VIII. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding voor de kosten van de bezwaarprocedure?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot toewijzing van de door haar ingenomen standpunten en het stellen van prejudiciële vragen. De ontvanger concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel kennelijke ongegrondverklaring van het sprongberoep, bevestiging van de uitspraak op bezwaar en afwijzing van alle vorderingen van belanghebbende.

4 Gronden

5 Beslissing