Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:167, 22/01323

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:167, 22/01323

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 januari 2024
Datum publicatie
12 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:167
Formele relaties
Zaaknummer
22/01323
Relevante informatie
Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 2, Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-01-2025] art. 51, Art. 1a WA, Art. 5 WA, Art. 97 WA, Art. 8 WA

Inhoudsindicatie

Belanghebbende wordt aangetroffen in een loods met onveraccijnsde sigaretten. Voorhanden hebben is een Unierechtelijk begrip dat Unierechtelijk moet worden uitgelegd. Uit de Accijnsrichtlijn volgt dat een persoon die bij het voorhanden hebben van accijnsgoederen (door een ander) betrokken is, kan worden aangemerkt als de persoon die de verschuldigde accijns moet voldoen. In het midden kan blijven of belanghebbende voorhanden heeft. Belanghebbende is in ieder geval betrokken bij het voorhanden hebben door een ander. In wezen is belanghebbende risicoaansprakelijk voor de onveraccijnsde goederen (ECLI:EU:C:2021:473). De naheffingsaanslag blijft in stand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/01323

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Bulgarije), domicilie gekozen hebbend te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 juni 2022, nummer BRE 20/5532 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag in de accijns over 4 juni 2018 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, zijn gemachtigde [gemachtigde] , tot zijn bijstand vergezeld van [persoon 1] , alsmede namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Belastingdienst (Belastingdienst/FIOD) is onderzoek gedaan naar het voorhanden hebben van de accijnsgoederen die niet overeenkomstig, de bepalingen van de Wet op de accijns (Wet) in de heffing betrokken zijn. Het dossier met de naam ‘ [dossiernaam] ’ bevat een overzichtsproces-verbaal (OPV).

2.2.

Belanghebbende is op maandag 4 juni 2018 op heterdaad aangehouden door een hulpofficier van Justitie van de Belastingdienst/FIOD in een loods in [plaats 2] . In de loods is een hoeveelheid van 15.479.950 stuks sigaretten, zonder accijnszegels, van onder meer de merken [sigarettenmerken] aangetroffen. Daarnaast zijn er goederen aangetroffen die zijn te relateren aan de productie van sigaretten, zoals filters, papier en folie, etc. en zogenaamde 'blancs', ongevouwen pakjes sigaretten, van verschillende merken. In de loods werden belanghebbende en [persoon 2] aangetroffen en aangehouden, in verband met de vermoedelijke betrokkenheid bij het strafbare feit van het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet volgens de bepalingen van de Wet in de heffing zijn betrokken.1 Verder werden er in de loods goederen aangetroffen die zijn te relateren aan de fabricage van sigaretten. De loods is geen accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, lid 1, onderdeel b, van de Wet.

2.3.

Blijkens het OPV is belanghebbende vier maal verhoord. In het OPV zijn deze verhoren samengevat.

‘Op maandag 4 juni 2018 is [hof: belanghebbende] gehoord. Uit deze verklaring komt, onder meer, het volgende naar voren;

• Hij is al een week in Nederland en heeft thuis geslapen. Hij wil niet zeggen waar dit is.

(…)

• Hij kwam om in de loods te helpen en verder weet hij niets. Hij was daar om die jongen, die ook is aangehouden, te helpen wat dozen te ordenen.

Op woensdag 6 juni 2018 is [persoon 3] voor de tweede keer gehoord. Uit deze verklaring komt, onder meer, het volgende naar voren;

(…)

• Hij had geen idee dat er zoveel illegale sigaretten in de loods in [plaats 2] waren, hij dacht dat er alleen papier was.

• Hij moest daar dozen stapelen en verder weet hij niets. Dat is hem gezegd door [persoon 4] , de jongen die samen met hem is aangehouden.

• Hij heeft deze [persoon 4] eind mei leren kennen in België. [persoon 4] woont in België.

(…)

• De eveneens aangehouden [persoon 2] (verdachte 1) noemt hij [persoon 4] . De naam [persoon 2] zegt hem niets.

(…)

• Een week geleden ontmoette hij [persoon 4] in België en toen hebben ze gesproken over werk. 4 juni was de 2e keer dat hij in de loods was.

• Een andere man heeft hen toen naar de loods gereden, hij weet niet of dit [persoon 5] was. Hij weet niet wie [persoon 5] is.

• Hij was op 4 juni in de loods om dozen op pallets te stapelen, maar had nog niets gedaan, want de politie kwam. De eerste keer, een week eerder, heeft hij wel dozen gestapeld. [persoon 4] vertelde hem wat hij moest doen.

(…)

• Hij was met [persoon 4] bezig met het inpakken van dozen en hij weet niet wie de andere personen waren die zijn te zien en wat ze deden. Ze waren in totaal met 4 personen.

(…)

De enige keren dat hij bij de loods is geweest, waren 30 mei en 4 juni.

• [persoon 4] was degene die de sleutel van de loods had.

(…) [persoon 3] zegt (…) dat hij alleen maar naar de loods is gekomen om dozen te stapelen.

• Hij zegt bezig te zijn geweest in een ander deel van de loods, op het moment dat de vrachtwagens werden geladen.

(…)

• Hij heeft wel sigarettenfilters gezien in de loods, toen er een paar dozen waren omgevallen.

Op 11 juni 2018 is [hof: belanghebbende] voor de derde keer gehoord. Uit deze verklaring komt, onder meer, het volgende naar voren;

• Hij kent [persoon 4] ( [persoon 2] , verdachte 1) pas 20 dagen.

• Hij moest in [plaats 2] alleen wat dozen stapelen of neerzetten en heeft niet geweten wat er in die dozen zat.

(…)

• [persoon 4] ( [persoon 2] ) heeft gezegd dat ze geld zouden krijgen, maar hij heeft nooit wat gekregen.

• Hij kan het niet bewijzen, maar hij zegt helemaal geen sigaretten gezien te hebben. Er stonden een heleboel dingen in de loods, die hij niet bewust heeft waargenomen.

• Hij heeft geen sigaretten gezien en niet aangeraakt.

(…)

• Hij baalt er van dat hij door zijn vertrouwen in zoiets verzeild is geraakt. Hij heeft de smoor in dat [persoon 4] ( [persoon 2] ) hem heeft verteld dat het om papier ging.

Op 11 juni 2018 is [hof: belanghebbende] voor de vierde keer gehoord.’

2.4.

Blijkens het OPV is [persoon 2] drie maal verhoord. In het OPV zijn deze verhoren samengevat.

‘Op 11 juni 2018 is [persoon 2] voor de derde keer gehoord. Uit deze verklaring komt, onder meer, het volgende naar voren;

(…)

• Hij is 2 keer met [persoon 3] in de loods geweest. [persoon 3] is daar nooit alleen geweest.

(…)’

2.5.

Met dagtekening 30 oktober 2018 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd naar een bedrag van € 2.925.404.

2.6.

Belanghebbende is door de politierechter veroordeeld tot 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet volgens de bepalingen van de Wet in de heffing zijn betrokken. Belanghebbende is niet in hoger beroep gegaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing