Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2005, 22/1352

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2005, 22/1352

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 juni 2024
Datum publicatie
20 juni 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2005
Formele relaties
Zaaknummer
22/1352
Relevante informatie
Art. 17 WOZ, Art. 18 WOZ

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak, zijnde een winkelpand in het centrum van [vestigingsplaats]. In geschil is de WOZ waarde voor het kalenderjaar 2020 (waardepeildatum 1 januari 2019). Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de onroerende zaak niet te hoog gewaardeerd heeft en dat de coronapandemie geen invloed op de waarde kan hebben gehad in het licht van de waardepeildatum van 1 januari 2019.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 22/1352

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 1 juni 2022, nummer ROE 21/699, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van de [adres 1] te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak, zijnde een winkelpand in het centrum van [vestigingsplaats] van bouwjaar 1906, met op de begane grond een winkelvloeroppervlakte van 291 m2, op de eerste verdieping een winkelvloeroppervlakte van 266 m2 en twee opslag/magazijnruimten van respectievelijk 266 m2 (tweede verdieping) en 130 m2 (kelder).

2.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 29 februari 2020 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 1.845.000 (waardepeildatum 1 januari 2019). In bezwaar is deze waarde gehandhaafd.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft in beroep ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatierapport overgelegd dat is uitgebracht op 25 juni 2021 en is opgesteld door [taxateur 1] en [taxateur 2] , taxateurs. In dupliek bij de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gegevens uit dit rapport en de getaxeerde waarde van de onroerende zaak aangepast. Daarbij is met onderbouwing door een matrix geconcludeerd tot een waarde van € 1.473.465, waarin de volgende, in het centrum van [vestigingsplaats] gelegen referentieobjecten zijn opgenomen:

- [adres 2] , met een gerealiseerde verkoopprijs van € 740.000, voor 130 m2

winkelvloeroppervlak alsmede opslagruimten, waarbij voor de begane grond een prijs per vierkante meter is vermeld van € 425;

- [adres 3] , met een gerealiseerde verkoopprijs van € 1.000.000, voor 147 m2

winkelvloeroppervlak alsmede opslagruimte, waarbij voor de begane grond een prijs per vierkante meter is vermeld van € 600;

- [adres 4] , met een gerealiseerde verkoopprijs van € 630.000, voor 80 m2

winkelvloeroppervlak alsmede opslagruimten, waarbij voor de begane grond een prijs per vierkante meter is vermeld van € 680;

- [adres 5] , met een gerealiseerde verkoopprijs van € 240.000, voor 33 m2

winkelvloeroppervlak alsmede opslagruimten, waarbij voor de begane grond een prijs per vierkante meter is vermeld van € 650;

- [adres 6] , met een gerealiseerde jaarhuurprijs van €4 0.000, voor 90 m2

winkelvloeroppervlak alsmede opslagruimten, waarbij voor de begane grond een prijs per vierkante meter is vermeld van € 420.

Op basis van deze verkoop- en huurgegevens heeft de heffingsambtenaar voor de onroerende zaak een jaarhuurwaarde van € 140.330 bepaald (€ 350/m2 voor de winkelruimte op de begane grond en € 100/m2 voor de winkelruimte op de eerste verdieping). De kapitalisatiefactor is

berekend op 10,5.

2.4.

De rechtbank heeft daarop het beroep gegrond verklaard en de waarde op € 1.473.000 vastgesteld.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Is de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag is vastgesteld, omdat geen rekening gehouden is met het feit dat de ( [soort] )winkel van belanghebbende meerdere periodes voor meerdere maanden gesloten en/of beperkt open is geweest als gevolg van de coronapandemie?

-

Heeft de heffingsambtenaar voor de begane grond een te hoge waarde per vierkante meter toegepast?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing