Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2150, 23/49
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2150, 23/49
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 juli 2024
- Datum publicatie
- 18 juli 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:7488, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/49
Inhoudsindicatie
Belanghebbende geeft in 2015 tot en met 2017 hockeytrainingen en theorielessen aan leerlingen van en topsportklas van een middelbare school. In 2019 heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld en geconstateerd dat belanghebbende daarvoor geen omzetbelasting in rekening heeft gebracht. Hij heft na over de facturen die zien op de hockeylessen en over het privégebruik auto in 2015. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hof oordeelt dat de inspecteur ten aanzien van de hockeylessen het verdedigingsbeginsel heeft geschonden door belanghebbende niet tijdig en expliciet op de hoogte te stellen van de voorgenomen correcties. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende een inbreng had kunnen leveren die voor het opleggen van de naheffingsaanslag van belang was en waarvan op voorhand niet valt uit te sluiten dat deze inbreng tot een ander besluitvormingsproces zou hebben geleid. Ten aanzien van het privégebruik auto ziet het hof niet in hoe belanghebbende een inbreng had kunnen leveren die tot een andere afloop had kunnen leiden. Deze correctie blijft in stand.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/49
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 9 december 2022, nummer BRE 21/3683, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ten aanzien van de boete gegrond verklaard en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst dan wel aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Zijn ondernemingsactiviteiten bestaan onder andere uit het geven van hockeylessen. Belanghebbende is in het bezit van het diploma trainer en coach niveau 4 van de KNHB.
Op 10 juni 2014 heeft belanghebbende een “Overeenkomst van opdracht Trainer Topsportklas Hockey” gesloten met [bedrijf] , ook bekend onder [bedrijf] , vertegenwoordigd door [naam 1] , voor het verzorgen van hockeytrainingen en theorielessen (hierna samen: hockeylessen) voor leerlingen van de Topsportklas Hockey van [school] in [woonplaats] . De hockeytrainingen worden twee keer per week (op dinsdag en donderdag) gegeven op de hockeyvelden gelegen op het sportcomplex van HC [woonplaats] . De theorielessen worden een keer per week (op maandag) gegeven op [school] . [bedrijf] heeft over het gebruik van de hockeyvelden afspraken gemaakt met HC [woonplaats] .
Voor de in 2.2 bedoelde hockeylessen heeft belanghebbende in de jaren 2015, 2016 en 2017 facturen uitgereikt aan “ [bedrijf] [woonplaats] HC [woonplaats] ”. Belanghebbende heeft op die facturen geen omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft in verband met de hockeylessen ook geen omzetbelasting aangegeven en voldaan.
Tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende behoorde een personenauto van het merk [merk] met een catalogusprijs van € 80.499 (hierna: de auto). In 2015 heeft belanghebbende geen omzetbelasting aangegeven en voldaan in verband met het privégebruik van de auto.
De inspecteur heeft in 2019 een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting voor de jaren 2015 tot en met 2018. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport. Daarin is geconcludeerd dat de hockeylessen niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting. De inspecteur heeft over de gefactureerde bedragen omzetbelasting nageheven. De omzetbelastingcorrectie is als volgt berekend:
2015 €15.583 * 21/121 € 2.704
2016 € 7.985 * 21/121 € 1.385
2017 € 5.040 * 21/121 € 874
Totaal € 4.963
Verder heeft de inspecteur geconcludeerd dat de auto in 2015 voor privédoeleinden is gebruikt, zodat voor het privégebruik omzetbelasting is verschuldigd. Deze omzetbelastingcorrectie is als volgt berekend: € 80.499 * 1,5% is € 1.207.
Uit de interne vastlegging door de controleambtenaar volgt dat de correcties op 14 augustus 2019 en op 10 september 2019 zijn besproken. Hierover het is volgende opgenomen:
“Voorbereiding eindgesprek
(…)
Bespreken correcties welke al op 14-08-2019 zijn besproken. Nagestuurde aanvullingen nog relevant. KM-administratie voldoet nog steeds niet dus geen aftrek voorbelasting. (…)
Verslag en samenvatting eindgesprek
Datum eindgesprek 10-9-2019
(…)
Mevrouw [naam 2] gaat akkoord met besproken correcties op 14-08-2019. Voor de rest geen aanvullingen op correcties. (…)”
In het controlerapport is onder de slotopmerkingen het volgende opgenomen:
“De gevolgen van het boekenonderzoek zijn besproken met belastingplichtige en de adviseur van de onderneming, mevrouw [naam 2] . Akkoord is gegaan met de correctie(s).”
Uit het rapport volgt dat het slotgesprek op 10 september 2019 plaatsvond.
De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 13.219. Tevens is bij beschikking € 1.568 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 1.321 opgelegd. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende in verband met overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 1.000 en in de proceskosten ten bedrage van € 759 en de inspecteur gelast het griffierecht van € 181 aan belanghebbende te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur in strijd met het verdedigingsbeginsel gehandeld?
2. Is de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht opgelegd?
Specifiek gaat het daarbij om de vragen of de onderwijsvrijstelling (artikel 11, lid 1, letter o, Wet OB); de sportvrijstelling (artikel 11, lid 1, letter e, Wet OB) dan wel het verlaagde tarief (artikel 9, lid 2, aanhef onder a, Wet OB en Tabel I onder post b.3) van toepassing zijn op de hockeylessen. Tot slot is in geschil of terecht omzetbelasting is geheven in verband met privégebruik auto.
3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.