Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2227, 22/1031 tot en met 22/1033
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2227, 22/1031 tot en met 22/1033
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 juli 2024
- Datum publicatie
- 13 augustus 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:1575, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1031 tot en met 22/1033
- Relevante informatie
- Art. 15 lid 5 Wet OB 1968, Art. 34d Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de aftrek btw met betrekking tot door de inspecteur gecorrigeerde kosten w.o. representatiekosten, relatiegeschenken, kantinekosten en verblijfkosten. De inspecteur legt naheffingsaanslagen btw op. Het hof oordeelt dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en dat de naheffingsaanslagen, zoals die na het beroep in eerste aanleg zijn vastgesteld, niet te hoog zijn vastgesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/1031 tot en met 22/1033
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland–West–Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 april 2022, nummers BRE 19/2315 tot en met 19/2317, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de perioden 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen de 1.1 bedoelde naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen 2012, 2013 en 2014 (deels) gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de
rechtbank. De rechtbank heeft het beroep betreffende de naheffingsaanslagen 2012 en 2014 (deels) gegrond en het beroep betreffende de naheffingsaanslag 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [persoon 1] , namens belanghebbende, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld de zaaknummers 22/1027 tot en met 22/1050.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota overgelegd aan het hof en aan de andere partij. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is ondernemer voor de heffing van omzetbelasting. De belaste ondernemingsactiviteiten bestaan uit het voeren van een administratiekantoor waaronder het verzorgen van (fiscale) aangiften en het geven van fiscale en bedrijfseconomische adviezen. Bij belanghebbende waren in de jaren 2013 en 2014 geen werknemers in dienstbetrekking werkzaam.
[persoon 2] en [persoon 1] zijn de vennoten in belanghebbende, elk voor een aandeel van 50%. Belanghebbende is gevestigd op het adres [adres] , [postcode] in [vestigingsplaats] ; dit is tevens het woonadres van de vennoten.
Tot 1 januari 2009 werd de onderneming van belanghebbende in de vorm van een eenmanszaak uitgeoefend door [persoon 2] . Vanaf 1 januari 2009 drijft belanghebbende de onderneming. In de jaren 2012 tot en met 2014 had belanghebbende zes tot zeven klanten. Daarnaast verrichtte belanghebbende in deze jaren hoofdzakelijk werkzaamheden voor [B BV] , een vennootschap waarvan [persoon 1] indirect alle aandelen houdt.
De inspecteur heeft op 30 mei 2016 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Ten aanzien van belanghebbende is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 onderzocht. Van het boekenonderzoek is op 7 juni 2017 een controlerapport opgemaakt.
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft de inspecteur met betrekking tot door belanghebbende in aftrek gebrachte voorbelasting het standpunt ingenomen dat deze voorbelasting betrekking heeft op onzakelijke uitgaven. Dit heeft – voor zover in hoger beroep van belang en in geschil – geleid tot de volgende correcties omzetbelasting:
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen omzetbelasting, zoals deze luiden na de uitspraak van de rechtbank, tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende heeft ter zitting het hoger beroep ten aanzien van de naheffingsaanslag met betrekking tot het jaar 2012 (zaaknummer 22/1031) uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.