Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2585, 22/2321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2585, 22/2321

Inhoudsindicatie

Art. 5a AWR, art. 2.17, art. 3.111, lid 8, en art. 6.20, lid 2, Wet IB 2001. Belanghebbende en zijn echtgenote leven gescheiden van elkaar. Belanghebbende wil daarom als alleenstaande worden aangemerkt. Toerekening gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. De omstandigheid dat de toerekening van de inkomsten en lasten van de eigen woning en de zorgkosten niet volledig geïndividualiseerd is, is niet in strijd met internationale verdragen of Europees recht. De aanslag is niet naar een te hoog bedrag vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/2321

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 november 2022, nummer BRE 22/1579, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 29 maart 2023, 6 november 2023 en 13 mei 2024 nadere stukken overgelegd.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is in 2018 gehuwd met [de echtgenoot] (hierna: [de echtgenoot] ). Zij hebben in 2018 geen verzoek ingediend tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed.

2.2.

In de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) staat belanghebbende voor het jaar 2018 ingeschreven op het adres [adres 1] in [woonplaats] en staat [de echtgenoot] voor dat jaar ingeschreven op het adres [adres 2] in [plaats] . Beiden woonden feitelijk ook op het BRP-adres waarop zij staan ingeschreven.

2.3.

Op 30 maart 2019 heeft belanghebbende het aangiftebiljet IB/PVV 2018 ingediend. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.443, bestaande uit:

Loon uit dienstbetrekking € 11.521

Pensioen en/of andere uitkeringen € 19.729

Eigenwoningforfait (woning + garagebox) [woonplaats] € 658

Aftrekbare rente € 2.804 -

Saldo inkomsten en aftrekposten uit eigen woning € 2.146 -

Inkomen uit werk en woning voor persoonsgebonden aftrek € 29.104

Persoonsgebonden aftrek (zorgkosten na aftrek drempel) € 3.661 -

Belastbaar inkomen uit werk en woning € 25.443

2.4.

Bij brief van 20 juli 2021 heeft de inspecteur belanghebbende bericht dat hij van plan is om van de aangifte af te wijken. De voorgenomen correcties zijn als volgt toegelicht:

Inkomen uit werk en woning (box 1)

Eigen woning: fiscaal partnerschap

Omdat u en mevrouw [de echtgenoot] duurzaam gescheiden leven en geen verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed hebben ingediend blijven u en mevrouw [de echtgenoot] fiscale partners. Daarom mag er maar 1 woning aangegeven worden als eigen woning. De woning van degene die als le aangifte heeft gedaan wordt als eigen woning beschouwd. Mevrouw [de echtgenoot] heeft als le aangifte gedaan en dat betekent dat de rente en opbrengsten van de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] voor u en uw fiscale partner in

aftrek gebracht kan worden.

Daarom moet ik het saldo van de inkomsten en aftrekposten van deze woning voor de helft toerekenen aan u en voor de helft aan mevrouw [de echtgenoot] . Ik ben dan ook van plan om de aangifte op de volgende punten te corrigeren. Het eigenwoningforfait wordt € 368 en de aftrekbare rente wordt € 1.327. Het saldo van deze bedragen zal ik voor 50% aan u en voor 50% aan uw fiscale partner toedelen. Indien u een andere verdeling wilt verzoek ik u dit aan mij

kenbaar te maken.

De woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] valt hierdoor niet onder de eigenwoningregeling. De opbrengsten van € 658 en de rente van € 2.804 mag u niet in aftrek brengen. Deze woning […] valt in box 3.

(…)

Persoonsgebonden aftrek

Specifieke zorgkosten: drempel

In de aangifte hebt u als specifieke zorgkosten een bedrag meegeteld van € 4.141. Aangezien u een fiscale partner heeft moet u bij de bepaling van de hoogte van de drempel rekening houden met de hoogte van het drempelinkomen van uw fiscale partner. Uw drempelinkomen is € 30.771 (totaal van box 1 en box 3 zonder de persoonsgebonden aftrek en rekening houdend met de correctie eigen woning) en het drempelinkomen van uw fiscale partner is € 23.664 (totaal van box 1 en box 3 zonder de persoonsgebonden aftrek en rekening houdend met de correctie eigen woning i.v.m. verdeling). Het totaal aan drempelinkomen is dan € 30.771 + € 23.664 = € 54.435. De drempel bedraagt dan € 1.518 (€ 670 + 5,75% van het bedrag boven € 40.619). Ik zal de aangifte dan ook op de hierboven aangegeven punten corrigeren.

Specifieke zorgkosten: verhoging vervalt

In de aangifte hebt u als specifieke zorgkosten een bedrag meegeteld van € 1.741 voor de verhoging van deze kosten. Alleen als het drempelinkomen van u en uw fiscale partner in 2018 niet hoger is dan € 34.404, mag u het bedrag van de specifieke zorgkosten verhogen met 113%. Door de wijziging die ik heb voorgesteld in uw aangifte en volgens de gegevens in de aangifte van uw fiscale partner is het gezamenlijke drempelinkomen € 54.435. U mag het bedrag van de

specifieke zorgkosten daarom niet verhogen met 113%. Dit betekent dat het meegetelde bedrag voor de specifieke zorgkosten € 1.741 te hoog is. Ik zal de aangifte dan ook op de hierboven aangegeven punten corrigeren.”

2.5.

Met dagtekening 9 september 2021 is de aanslag IB/PVV 2018 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.889.

2.6.

In de procedure voor de rechtbank heeft de inspecteur gesteld dat de drempel voor de specifieke zorgkosten bij het vaststellen van de aanslag onjuist is berekend en moet worden verlaagd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende om die reden gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.835, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de vraag of belanghebbende als alleenstaande in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vragen of sprake is van fiscaal partnerschap en of de belastbare inkomsten uit eigen woning en de zorgkosten – zogenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen – voor een juist bedrag in aanmerking zijn genomen.

3.2.

Belanghebbende concludeert – zo begrijpt het hof – tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2018.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing