Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2652, 23/2
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2652, 23/2
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2024
- Datum publicatie
- 7 november 2024
- Zaaknummer
- 23/2
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Nieuwe stelling in nader stuk belanghebbende is tardief. Het hof ziet geen aanleiding om de zaak, zoals door belanghebbende is verzocht, te verwijzen naar een meervoudige kamer (artikel 8:10a Awb). Het hof oordeelt dat: (1) de rechtbank haar oordeel voldoende heeft gemotiveerd, (2) de objectafbakening juist is en (3) de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 23/2
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 23 november 2022, nummer ROE 22/1533, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens zijn onder meer de aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing voor het jaar 2022 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Dit betreffen een brief van 22 april 2024 en een nader stuk van 26 juli 2024. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een in 2021 gebouwde vrijstaande woning van 264 m2. Tot de onroerende zaak behoren een aangebouwde berging van 207 m2 en een kelder van 43 m2. De onroerende zaak is gelegen in [plaats 1] (nabij [woonplaats] ), op een perceel met – sinds de in 2021 bijgekochte grond – een totale oppervlakte van 862 m2.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2021 en naar de toestand 1 januari 2022, vastgesteld op € 674.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak verlaagd tot € 606.000 en de aanslagen evenredig verminderd.
De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase een taxatierapport van 1 augustus 2022 van taxateur [taxateur] overgelegd. De taxateur heeft de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum vastgesteld op € 732.000. Naast gegevens van de onroerende zaak, bevat de matrix gegevens van drie vergelijkingspanden, die evenals de onroerende zaak zijn gelegen in de gemeente [gemeente] , te weten:
- -
-
[adres 2] in [plaats 2] , op 1 november 2021 geleverd voor € 912.500;
- -
-
[adres 3] in [plaats 2] , op 2 december 2021 geleverd voor € 785.000;
- -
-
[adres 4] in [plaats 3] , op 4 januari 2021 geleverd voor € 495.000.
Ter ondersteuning van het taxatierapport is een matrix bijgevoegd waarin de waardes van de vergelijkingspanden en de onroerende zaak nader zijn gespecificeerd.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is (1) of de rechtbank haar oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd en de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft veroordeeld in de proceskosten, (2) of de objectafbakening juist is, in het bijzonder of de onroerende zaak behoort tot het WOZ-object [adres 1] en (3) de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2021. Tevens verzet belanghebbende zich tegen de afwijzing van zijn verzoek om de zaak te laten behandelen door een meervoudige kamer.
Belanghebbende heeft zijn standpunt dat de rechtbank het beroep niet zonder een onderzoek ter zitting mocht afdoen en dat dit moet leiden tot een terugwijzing naar de rechtbank, tijdens de zitting van het hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en – naar het hof hem begrijpt - primair tot vernietiging van de WOZ-beschikking vanwege onjuiste objectafbakening en subsidiair tot
vermindering van de WOZ-waarde tot € 350.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.