Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2653, 22/962 tot en met 22/964
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2653, 22/962 tot en met 22/964
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2024
- Datum publicatie
- 7 november 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:1498, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/962 tot en met 22/964
Inhoudsindicatie
Forensenbelasting. Toetsingsverbod wet in formele zin. Geen sprake van niet-verdisconteerde bijzondere omstandigheden. Heffing forensenbelasting niet in strijd met artikel 1 EP EVRM en valt niet binnen de reikwijdte van het belastingverdrag Nederland-Luxemburg. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummers: 22/962 tot en met 22/964
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
met gekozen domicilie in [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 maart 2022, nummers BRE 20/111, 20/112 en 20/128, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met betrekking tot de jaren 2017 tot en met 2019 aanslagen forensenbelastingen aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – binnen de daarvoor door het hof gegeven termijn verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Nadat was gebleken dat de aan belanghebbende gerichte brief waarin melding werd gemaakt van het voorgaande onbestelbaar retour was gekomen, is de brief alsnog per gewone post opgestuurd naar belanghebbende. Daarna is van de zijde van belanghebbende geen stuk meer bij het hof binnengekomen ondanks dat belanghebbende, naar aanleiding van de ontvangst van de voormelde, per gewone post verzonden brief, de griffie van het hof telefonisch een schriftelijke reactie had aangekondigd. Evenmin is bij het hof een reactie binnengekomen op de brief van het hof waarin is aangekondigd op welke datum, welke raadsheer de zaken zonder zitting zal behandelen. Het hof heeft hieruit afgeleid dat belanghebbende geen gebruik (meer) wenst te maken van zijn recht om op zitting te worden gehoord en aanleiding gezien met toepassing van artikel 8:57 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Het hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woont tezamen met zijn gezin in [land] en is aldaar werkzaam. Belanghebbende en zijn gezin hadden in ieder geval in de jaren 2017 tot en met 2019 in [land] hun hoofdverblijf in de zin van artikel 2, lid 1, van de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting van de gemeente Veere (hierna: de Verordening) zoals die bepaling in de onderhavige jaren luidde.
[B.V.] is met ingang van het jaar 2005 eigenaar van een in een vakantiepark ( [park] ) gelegen vakantiewoning met het adres [adres] te [plaats 2] (hierna: de vakantiewoning). De vakantiewoning is gemeubileerd.
De directeur van [B.V.] is [directeur] , de broer van belanghebbende (hierna: de broer van belanghebbende). Belanghebbende was in de onderhavige jaren indirect enig aandeelhouder van [B.V.]
De vakantiewoning wordt niet commercieel verhuurd aan derden.
De heffingsambtenaar heeft in eerste instantie met betrekking tot de vakantiewoning voor de jaren 2017 tot en met 2019 aanslagen forensenbelasting aan de broer van belanghebbende opgelegd. In bezwaar heeft laatstgenoemde aangegeven dat de vakantiewoning niet aan hem ter beschikking stond, maar uitsluitend aan belanghebbende. Belanghebbende heeft dit bevestigd. De vakantiewoning stond in de onderhavige jaren per jaar voor meer dan 90 dagen ter beschikking aan belanghebbende en zijn gezin.
Belanghebbende en zijn gezin hebben in de jaren 2017 tot en met 2019 jaarlijks slechts een aantal weken in de vakantiewoning doorgebracht, met dien verstande dat het aantal dagen dat feitelijk gebruik is gemaakt van de vakantiewoning (veel) lager is dan 90 dagen per jaar. Voor de dagen dat belanghebbende en zijn gezin feitelijk gebruik hebben gemaakt van de vakantiewoning heeft belanghebbende huur betaald aan [B.V.] , met dien verstande dat dit een zakelijke huur betreft die conform de tarieven van het vakantiepark is bepaald.
De aan de broer van belanghebbende opgelegde aanslagen forensenbelasting zijn bij uitspraak op bezwaar vernietigd.
Met dagtekening 30 april 2019 zijn de aanslagen forensenbelasting 2017 en 2018 aan belanghebbende opgelegd. De met betrekking tot die jaren voor de vakantiewoning vastgestelde WOZ-waarde van € 408.000 respectievelijk € 409.000 is als heffingsgrondslag gehanteerd. Het op voornoemde aanslagen te betalen bedrag aan forensenbelasting bedraagt € 961,65 respectievelijk € 959,10.
Met dagtekening 30 juni 2019 is de aanslag forensenbelasting 2019 aan belanghebbende opgelegd. De met betrekking tot dat jaar voor de vakantiewoning vastgestelde WOZ-waarde van € 418.000 is als heffingsgrondslag gehanteerd. Het op deze aanslag te betalen bedrag aan forensenbelasting bedraagt € 925,03.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen forensenbelasting 2017 tot en met 2019.
Bij uitspraken op bezwaar van 19 december 2019 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.
De uitspraken op bezwaar berusten naar het oordeel van de rechtbank niet op een deugdelijke motivering; de in beroep alsnog gegeven motivering kunnen de uitspraken op bezwaar wel dragen. In verband hiermee heeft de rechtbank de tegen voornoemde uitspraken op bezwaar gerichte beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen, gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 144 aan hem vergoedt en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 74,40.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen forensenbelasting 2017 tot en met 2019 terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.
Belanghebbende concludeert, naar het hof begrijpt, primair tot vernietiging en subsidiair tot vermindering van voornoemde aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.