Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:320, 20-004100-18
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:320, 20-004100-18
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 januari 2024
- Datum publicatie
- 1 juli 2024
- Zaaknummer
- 20-004100-18
- Relevante informatie
- Art. 9 WvSr, Art. 14a WvSr, Art. 14b WvSr, Art. 14c WvSr, Art. 22c WvSr, Art. 22d WvSr, Art. 27 WvSr, Art. 47 WvSr, Art. 51 WvSr, Art. 57 WvSr, Art. 63 WvSr, Art. 225 WvSr
Inhoudsindicatie
Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Valselijk (doen) opmaken van de bedrijfsadministratie. Het hof acht bewezen dat loonbetalingen opzettelijk buiten de loonadministratie zijn gehouden, waardoor te weinig loonheffing is afgedragen. Forse overschrijding van de redelijke termijn. Het hof vermindert de op te leggen straf naar bevind van zaken.
Uitspraak
Parketnummer : 20-004100-18
Uitspraak : 30 januari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 17 december 2018, in de strafzaak met parketnummer 01-997532-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
-
primair: doen plegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
-
doen plegen van witwassen, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van inbeslaggenomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts is geëist dat de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd zullen worden verklaard.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2015, te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna genoemde bescheiden in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen:
- aangiften loonbelasting en bijbehorende e-mails aan administratiekantoor [bedrijf 1] (doc-010-02 t/m doc-010-04 en doc-011-14), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- loonstroken (doc-011-05 t/m doc-011-11, doc-011-13, doc-014-03 t/m doc-014-05, doc-014-10, doc-014-14, doc-014-15 en doc-014-17), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- jaarstukken 2012 en/of 2013 (doc-014-119 en doc-014-120), terwijl die/dat stuk(ken) geen weergave zijn/is van de werkelijke baten en/of lasten van de vennootschap,
zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
1. subsidiair
de vennootschap onder firma [bedrijf 2] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2015, te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) de bedrijfsadministratie, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken en/of vervalst of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna genoemde bescheiden in die bedrijfsadministratie te boeken en/of te doen boeken, althans op te nemen en/of te doen opnemen:
- aangiften loonbelasting en bijbehorende e-mails aan administratiekantoor [bedrijf 1] (doc-010-02 t/m doc-010-04 en doc-011-14), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- loonstroken (doc-011-05 t/m doc-011-11, doc-011-13, doc-014-03 t/m doc-014-05, doc-014-10, doc-014-14, doc-014-15 en doc-014-17), terwijl die/dat stuk(ken) niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemer(s) gewerkte uren en/of
- jaarstukken 2012 en/of 2013 (doc-014-119 en doc-014-120), terwijl die/dat stuk(ken) geen weergave zijn/is van de werkelijke baten en/of lasten van de vennootschap, zulks (telkens) met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en);
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 7 augustus 2012 tot en met 3 juni 2015 te Eindhoven, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten 209.600 euro, althans 199.200 euro, althans (een) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den), door:
- ( een) geldbedrag(en) (van in totaal 101.000 euro) over te boeken naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] , terwijl verdachte het beheer en de beschikking had over die bankrekening en dit geldbedrag vervolgens (gedeeltelijk) over te (laten) boeken van voornoemde bankrekening naar (een) bankrekening(en) in Marokko ten name van verdachte en/of
- ( een) geldbedrag(en) (van in totaal 108.600 euro) te storten op een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] , terwijl verdachte het beheer en de beschikking had over die bankrekening en dit geldbedrag vervolgens (gedeeltelijk) over te (laten) boeken van voornoemde bankrekening naar (een) bankrekening(en) in Marokko ten name van verdachte,
terwijl hij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 7 augustus 2012 tot en met 3 juni 2015 te Eindhoven, althans in Nederland en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten 209.600 euro, althans 199.200 euro, althans (een) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, door:
- ( een) geldbedrag(en) (van in totaal 101.000 euro) over te boeken naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] , terwijl verdachte het beheer en de beschikking had over die bankrekening en dit geldbedrag vervolgens (gedeeltelijk) over te (laten) boeken van voornoemde bankrekening naar (een) bankrekening(en) in Marokko ten name van verdachte en/of
- ( een) geldbedrag(en) (van in totaal 108.600 euro) te storten op een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] , terwijl verdachte het beheer en de beschikking had over die bankrekening en dit geldbedrag vervolgens (gedeeltelijk) over te (laten) boeken van voornoemde bankrekening naar (een) bankrekening(en) in Marokko ten name van verdachte, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Onder 1 primair is aan de verdachte kort geschreven tenlastegelegd dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen valsheid in geschrift heeft gepleegd. Aangezien het handelen van de verdachte naar het oordeel van het hof echter niet zozeer als medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht moet worden aangemerkt, maar als feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 51, tweede lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Onder 2 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 209.600,--, door geld over te boeken en/of te storten op een rekeningnummer ten name van [medeverdachte 1] en het geld vervolgens over te boeken naar een bankrekening in Marokko. Uit de stukken in het dossier blijkt dat deze geldbedragen niet door de verdachte, maar door zijn toenmalige echtgenote [medeverdachte 2] zijn overgeboekt naar en/of gestort op het rekeningnummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is een zus van de toenmalige echtgenote van de verdachte, over wiens pinpas zij beschikte. [medeverdachte 2] heeft de bedragen vervolgens overgeboekt naar een bankrekening in Marokko op haar eigen naam.
De verdachte ontkent dat hij iets te maken heeft met deze overboekingen en stortingen. Op basis van de stukken in het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld dat de verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de in de tenlastelegging bedoelde financiële transacties die zijn verricht door [medeverdachte 2] , nog daargelaten de vraag of het hierbij gaat om geld dat van enig misdrijf afkomstig was en om handelingen die ertoe strekten de criminele herkomst daarvan te verhullen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
de vennootschap onder firma [bedrijf 2] op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 juli 2015, te Eindhoven de bedrijfsadministratie, zijnde die bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen, door valselijk en/of in strijd met de waarheid de hierna genoemde bescheiden in die bedrijfsadministratie te doen opnemen:
- aangiften loonbelasting en bijbehorende e-mails aan administratiekantoor [bedrijf 1] (doc-010-03, doc-010-04 en doc-011-14), terwijl die stukken niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemers gewerkte uren en
- loonstroken (doc-011-05 t/m doc-011-11 en doc-014-10), terwijl die stukken niet in overeenstemming zijn met de in werkelijkheid door de werknemers gewerkte uren,
zulks met het oogmerk om die bedrijfsadministratie (dat samenstel van die geschriften) als echt en onvervalst te gebruiken, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen 1
De verdachte en zijn voormalige echtgenote [medeverdachte 2] zijn sinds 16 juni 2003 vennoten van de Vennootschap onder [bedrijf 2] ., gevestigd aan [adres 2] . Het gaat om een [voedsel] restaurant. Het restaurant is vanaf 11.00 uur open en sluit door de week om 1.00 uur en in het weekend om 4.00 uur. De bovenwoning van het restaurant met het adres [adres 1] wordt door de verdachte al 13 jaren gehuurd. Hij heeft daar samen met zijn vrouw en kinderen gedurende 12 jaren gewoond. Ten tijde van dit onderzoek woonden zij in de [adres 3] , maar de verdachte blijft de bovenwoning huren. Alleen de verdachte en zijn vrouw hebben de sleutel van deze bovenwoning aan [adres 1] .2
Op 7 oktober 2015 heeft de verdachte tegenover opsporingsambtenaren van de Inspectie SZW verklaard dat hij altijd in de zaak is. Zijn vrouw heeft niets met de zaak te maken. De verdachte levert de financiële gegevens aan zodat zijn vrouw het kasboek kan opmaken.3 Op 8 oktober 2015 heeft de verdachte naar aanleiding van vragen over de door het personeel gewerkte uren verklaard dat hij mondeling of schriftelijk aan zijn vrouw doorgeeft hoeveel uren zij per werknemer moet doorgeven aan de boekhouder. Zij doet dit vervolgens per mail. De boekhouder heeft de gegevens van de werknemers. De boekhouder maakt de contracten. Zijn vrouw komt zelden in de zaak. De verdachte regelt alles met de uren. De verdachte doet de bestellingen en neemt de beslissingen. Zijn vrouw doet de boekhouding, maakt de e-mails en maakt het kasboek. Zij doet wat de verdachte haar opdraagt als het gaat om de administratie. De verdachte verzamelt de papieren op de zaak en neemt die mee naar huis, onder andere urenbriefjes. De verdachte doet de contante betalingen en zijn vrouw doet de bankzaken.4 Op 9 oktober 2015 heeft de verdachte nog bevestigd dat hij degene is die het personeel aanneemt, dat hij het loon aan het personeel van [bedrijf 2] contant uitbetaalt en dat hij dagelijks in de zaak aanwezig is. Zijn vrouw voert in de zaak geen werkzaamheden uit. Zij schrijft de kasbladen en doet dat op basis van de gegevens die de verdachte haar verstrekt. De loonbedragen van de werknemers op de kasbladen schrijft zij over van de loonstroken van de werknemers.5
De getuige [getuige 1] , eigenaar van administratiekantoor [bedrijf 1] te Eindhoven, heeft verklaard dat [bedrijf 2] . sinds 2011 klant is van zijn kantoor. Zijn kantoor verzorgt voor [bedrijf 2] . onder andere de loonadministratie binnen het computerprogramma RoosRoos, de financiële administratie en de aangifte loonheffing per maand. De contactpersoon bij [bedrijf 2] . is [medeverdachte 2] . Zij brengt maandelijks onder meer de kasadministratie met onderliggende bescheiden. In het begin heeft het administratiekantoor de arbeidscontracten opgemaakt en later werd dat samen met [medeverdachte 2] gedaan. Medewerkster [getuige 2] van administratiekantoor [bedrijf 1] verzorgt de loonadministratie en heeft via de e-mail contact met [medeverdachte 2] . Via de mail krijgt [getuige 2] de personeelsgegevens en loongegevens. Aan de hand van deze gegevens maakt zij de loonadministratie in RoosRoos. [getuige 2] doet voor de loonheffing voor [bedrijf 2] . maandelijks aangifte bij de Belastingdienst. Over de werkzaamheden binnen [bedrijf 2] . heeft [getuige 1] verklaard dat [verdachte] het feitelijke werk in de zaak doet en dat [medeverdachte 2] het administratieve gedeelte verzorgt.6
[getuige 2] is ook als getuige gehoord en heeft verklaard dat zij sinds 2007 werkzaam is bij administratiekantoor [bedrijf 1] . Zij voert samen met haar collega [betrokkene 1] de loonadministratie voor klanten binnen het programma RoosRoos. Sinds 2011 verzorgt zij de loonadministratie voor [bedrijf 2] . [bedrijf 2] . werkt uitsluitend met oproepkrachten. [getuige 2] krijgt de gegevens van deze oproepkrachten meestal via de mail doorgestuurd door [medeverdachte 2] . [getuige 2] deed aangifte voor de loonheffing voor [bedrijf 2] . De door de werknemers gewerkte uren kreeg zij per maand via de mail door [medeverdachte 2] toegezonden. Elke maand kreeg zij een mail van [medeverdachte 2] met hierop de namen en de gewerkte uren van de werknemers in die maand. Aan de hand van de ontvangen uren maakte [getuige 2] de loonstroken. Deze stuurde zij per mail naar [medeverdachte 2] . De lonen werden in de financiële administratie en loonadministratie verwerkt op basis van de via de mail aangeleverde gewerkte uren. De aangiften loonheffing werden door [getuige 2] gedaan aan de hand van de door [medeverdachte 2] aangeleverde gewerkte uren. De enige met wie [getuige 2] contact had was [medeverdachte 2] . Met [verdachte] heeft zij het nooit over de administratie gehad.
Aan [getuige 2] zijn tijdens het verhoor overzichten van de aangiften loonheffing met daarbij gevoegd e-mails tussen haarzelf en [medeverdachte 2] over de gewerkte uren en gegevens met betrekking tot de werknemers over jaren 2012 tot en met 2015, zoals die zijn aangetroffen in de fysieke en digitale administratie van administratiekantoor [bedrijf 1] , getoond, waaronder DOC-010-037 en DOC-010-048. [getuige 2] heeft daarover verklaard dat zij deze overzichten van de aangiften loonheffing herkent en dat de mails daarbij inderdaad mails zijn tussen [medeverdachte 2] en administratiekantoor [bedrijf 1] . Alle betreffende mails zijn door [medeverdachte 2] verzonden. Soms sloot zij af met de naam [betrokkene 2] of met de naam [bedrijf 2] . De in deze mails gewerkte uren zijn de uren die [getuige 2] in opdracht van [bedrijf 2] . in de bedrijfsadministratie heeft verwerkt, met name de loonadministratie, en hebben als basis gediend voor de aangiften loonheffing. Aan het einde van de maand maakte administratiekantoor [bedrijf 1] direct na ontvangst van de mail de loonstroken op en die werden verzonden naar [medeverdachte 2] .9
Op 9 juli 2015 werd tijdens een doorzoeking in het bedrijfspand van de onderneming [bedrijf 2] ., gevestigd aan [adres 2] , in de daarboven gelegen woning [adres 1] en in de woning van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] op het adres [adres 3] , de fysieke bedrijfsadministratie van de onderneming in beslag genomen en werd de digitale
bedrijfsadministratie veiliggesteld.10
Tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf 2] . aan [adres 2] werden naast de verdachte de volgende werknemers aangetroffen: [getuige 3] , [getuige 6] , [betrokkene 3] , [getuige 7] en [getuige 4] .11
Op het adres [adres 1] zijn onder meer diverse administratieve bescheiden en kladbriefjes/urenbriefjes inbeslaggenomen.12
Ook tijdens de doorzoeking van de woning op het adres [adres 3] zijn allerlei administratieve bescheiden aangetroffen, waaronder kladbriefjes/urenbriefjes en salarisspecificaties. Bij die gelegenheid zijn ook twee laptops inbeslaggenomen.13
Op 10 juli 2015 werd bij administratiekantoor [bedrijf 1] te Eindhoven de uitlevering gevorderd van alle administratie/documenten met betrekking tot de onderneming [bedrijf 2] . en haar vennoten. Hierbij werden in de uitgeleverde documenten gehecht aan een intern document genaamd "overzicht aangiften loonbelasting" per jaar uitgeprinte e-mails tussen e-mailaccount [e-mailadres] en administratiekantoor [bedrijf 1] aangetroffen. De verbalisanten zagen dat er maandelijks e-mails werden verzonden vanuit dit account. In deze e-mails werd vanuit de [bedrijf 2] . naar [bedrijf 1] aangegeven welke werknemers in die betreffende maand hadden gewerkt en hoeveel uren zij hadden gewerkt. Bij deze stukken bevonden zich ook DOC-010-0314 (overzicht aangiften loonbelasting [bedrijf 2] . en e-mails met gewerkte uren over het jaar 2013) en DOC-010-0415 (overzicht aangiften loonbelasting [bedrijf 2] . en e-mails met gewerkte uren over het jaar 2014). In de veiliggestelde data van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] bij [bedrijf 1] werden de ontvangen e-mails met opgaven van de namen van de werknemers en de door deze werknemers gewerkte uren bij de verdachte onderneming [bedrijf 2] . aangetroffen, waaronder DOC-011-1416 (e-mail met gewerkte uren over de maand juni 2015).17
In de data afkomstig van de laptops die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen op het adres [adres 3] en de data afkomstig van [bedrijf 1] zijn diverse arbeidsovereenkomsten en loonstroken van werknemers van de [bedrijf 2] . aangetroffen. Naast deze digitale loonstroken en arbeidsovereenkomsten werden binnen de in beslag genomen stukken eveneens fysieke loonstroken en arbeidsovereenkomsten van de werknemers van [bedrijf 2] . aangetroffen. Onder deze loonstroken, zowel bij de fysieke als bij de digitaal aangetroffen loonstroken, bevonden zich de loonstroken behorende bij de onderzoeksperiode van januari 2012 tot en met juni 2015. Het gaat onder meer om de navolgende loonstroken18:
DOC-011-05, [getuige 3] , augustus 201319
DOC-011-06, [getuige 8] , november 201320
DOC-011-07, [getuige 8] , januari 201421
DOC-011-08, [getuige 9] , januari 201422
DOC-011-09, [getuige 9] , april 201423
DOC-011-10, [getuige 9] , maart 201424.
Bij de doorzoekingen zijn notitieblaadjes met daarop de naam [X] aangetroffen (hierna ook: [X] urenbriefjes). Vastgesteld werd dat het hier gaat om urenbriefjes van werknemers van de verdachte onderneming [bedrijf 2] . Op deze [X] urenbriefjes staan diverse handgeschreven gegevens vermeld, zoals een voornaam en/of handtekening, weekdagen, getallen en soms een datum. Uit de verklaringen van een aantal werknemers van de onderneming [bedrijf 2] . kwam naar voren dat zij zelf de door hen feitelijk per week gewerkte uren bijhielden op zo’n [X] urenbriefje en dat zij deze [X] urenbriefjes inleverden bij de verdachte ter controle. Op basis van deze urenbriefjes werden de salarissen door de verdachte contant aan de werknemers uitbetaald. Alle aangetroffen [X] urenbriefjes, behorende tot de onderzoeksperiode 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2015, werden door een medewerker van de Belastingdienst in een Excel-overzicht verwerkt om inzicht te krijgen in de personele bezetting, de feitelijke gewerkte uren en het uitbetaalde salaris. Tevens werden zijn bevindingen vastgelegd in een verslag. In dit verslag wordt geconcludeerd dat er meer uren zijn gewerkt en meer lonen zijn uitbetaald dan in de loonadministratie zijn verantwoord. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de loonadministratie niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.25
Middels een stelselmatige observatie met behulp van een technisch hulpmiddel, te weten een camera, is in de periode van 11 mei 2015 tot en met 15 juni 2015 informatie verkregen over de aanwezigheid en de werkzaamheden van de personen die werkzaam zijn bij [bedrijf 2] . De waarnemingen werden in een Excel-overzicht geplaatst26, in het onderzoeksdossier opgenomen als DOC-008-02627. Uit de cameraobservatie is naar voren gekomen dat de verdachte dagelijks aanwezig is in [bedrijf 2] . Behalve leiding geven en het houden van toezicht voert hij ook regelmatig werkzaamheden uit, zoals het bereiden van gerechten en het bedienen van de kassa’s. Tijdens de observatieperiode, 11 mei 2015 tot en met 15 juni 2015, zijn er veertien verschillende werknemers waargenomen binnen [bedrijf 2] ., de verdachte niet meegerekend. Echter, in de aangiften loonheffing bij de Belastingdienst van [bedrijf 2] . worden er in de maanden mei en juni 2015 slechts vijf werknemers verantwoord, waaronder zes verschillende personen, te weten [getuige 7] , [getuige 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [getuige 6] .28
Diverse werknemers van [bedrijf 2] . zijn als getuige gehoord.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij vanaf januari 2013 werkzaam is bij [bedrijf 2] . als oproepkracht. De verdachte bepaalt wie wanneer moet werken en houdt de gewerkte uren van het personeel bij. [getuige 3] kreeg van de verdachte een loonstrook. Het salaris wordt door de verdachte contant in de zaak van [bedrijf 2] . uitbetaald, aan het einde van de maand.29
Ook de getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op oproepbasis werkzaam is bij [bedrijf 2] . Hij houdt zelf zijn uren bij op een papier. Ongeveer de 26e van de maand geeft hij op een briefje aan de verdachte door hoeveel uren hij heeft gewerkt. Een paar dagen later krijgt hij van de verdachte een loonstrook. De loonstroken print de verdachte uit onder de bar. De verdachte betaalt contant het salaris uit. De verdachte is de baas en heeft de leiding.30 Tijdens een tweede verhoor zijn aan de getuige [getuige 4] de zogenoemde [X] urenbriefjes getoond, te weten DOC-014-1831 en DOC-014-1932. Hierover heeft hij verklaard dat hij deze briefjes herkent. Op deze briefjes schreef [getuige 4] zijn naam en schreef hij ook op welke dagen hij had gewerkt. Iedere maand maakte hij zo’n briefje. Onderaan schreef hij het aantal totaal gewerkte uren maal 6,5, te weten het netto uurloon van € 6,50.33
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij in 2013 of 2014 bij [bedrijf 2] . heeft gewerkt en dat hij er nu sinds ongeveer twee maanden weer werkt. Hij werkt als hij door de baas gebeld wordt. De loonstroken krijgt hij persoonlijk door de baas overhandigd. Het salaris werd contant door de baas betaald. De baas noteerde de door hem gewerkte uren op een papier. Aanvankelijk verklaarde de getuige [getuige 5] dat hij in de periode januari 2015 tot en met juni 2015 niet voor [bedrijf 2] had gewerkt. Toen hij er mee werd geconfronteerd dat hij op de camerabeelden in de maanden mei en juni daar wel aan het werk was gezien, verklaarde hij dat hij toen ook heeft gewerkt bij [bedrijf 2] en dat de baas hem heeft verteld dat hij dat hij dat niet officieel heeft geregistreerd. Als iemand hiernaar zou vragen moest hij van de baas zeggen dat hij daar niet heeft gewerkt.34
De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij vanaf maart of april 2013 bij [bedrijf 2] . werkt. Hij schreef de gewerkte uren op en dat briefje gaf hij aan de verdachte en die gaf dan zijn salaris. Hij gaf de gewerkte uren één keer per week aan de verdachte door, op zondag. Ook andere werknemers schrijven hun uren op een briefje. Alle werknemers krijgen contant uitbetaald.35
Ook de getuige [getuige 7] verklaard dat hij zelf de gewerkte uren op een briefje bijhield en dat hij dat briefje aan de verdachte liet zien. Die rekende dan de uren nog even na en betaalde hem dan uit. Het geld kwam uit de kassa of de broekzak van de verdachte. De loonstroken waren per maand en de loonbetalingen per week. [getuige 7] heeft verklaard nooit te hebben gecontroleerd of het bedrag op de loonstrook juist was. Hij is in januari 2015 begonnen te werken bij [bedrijf 2] .36
De getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij sinds ongeveer een jaar weer werkt bij [bedrijf 2] . als oproepkracht. De verdachte belt hem wanneer hij hem nodig heeft. De verdachte geeft hem persoonlijk de loonstrook. Hij krijgt wekelijks contant betaald. Afgelopen zaterdag schreef [getuige 8] de uren op een kladblok en dan keer 7 euro. Dat berekende hij dan voor de verdachte en dan kreeg hij direct contant betaald. Toen aan de getuige het zogenoemde [X] urenbriefje DOC-014-0237 werd getoond, antwoordde hij dat dit het kladblaadje is dat hij daarvoor gebruikt. Wat erop staat heeft [getuige 8] zelf geschreven. De anderen doen dat meestal ook zo. De verdachte betaalde hem aan de toonbank en haalde het geld uit zijn zak. De opgave door [bedrijf 2] aan de Belastingdienst voor de maand mei 2015, te weten dat er geen loon aan hem is betaald, klopt volgens [getuige 8] niet. Hij heeft toen wel gewerkt, maar er is toen geen loonaangifte geweest. De loonstrook van mei 2015 klopt niet, aldus [getuige 8] .38
De getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij van 1 november 2013 tot en met juni 2014 werkzaam is geweest bij [bedrijf 2] . als oproepkracht. Hij werd gebeld in het weekend als hij kon komen werken. Toen hij tegen de baas van het restaurant, de verdachte, zei dat hij meer uren wilde werken, zei deze dat hij hem op het contract niet meer uren kon geven, maar dat [getuige 9] als het druk was extra uren kon werken en dat hij deze dan uitbetaald zou krijgen in het handje. Hij zou daar geen loonstrook voor krijgen.39
Het onderzoeksteam van de Inspectie SZW heeft de aangetroffen [X] urenbriefjes, waarop een voornaam en datum in 2013 of 2014 is vermeld, gelegd naast de loonadministratie.40 Hieruit blijkt het navolgende:
* DOC-010-03: In de e-mail van 2 september 201341 zijn door [bedrijf 2] . aan [bedrijf 1] 20 gewerkte uren over de maand augustus opgegeven t.n.v. [getuige 3] . Het urenbriefje met zijn naam d.d. 22 augustus 2013 vermeldt 60 gewerkte uren (DOC-014-8442). In dezelfde e-mail van 2 september 2013 zijn over de maand augustus geen gewerkte uren opgegeven t.n.v. [getuige 8] . Het urenbriefje van hem d.d. 25 augustus 2013 vermeldt 16 gewerkte uren (DOC-014-8543).
In de e-mail van 29 november 201344 zijn 10 gewerkte uren over de maand november 2013 opgegeven t.n.v. [getuige 8] . Het urenbriefje van hem d.d. 10 november 2013 vermeldt 20 gewerkte uren (DOC-014-8645). In dezelfde e-mail van 29 november 2013 zijn over de maand november 2013 10 gewerkte uren opgegeven t.n.v. [betrokkene 6] . Het urenbriefje met zijn naam d.d. 30 november 2013 vermeldt 34 gewerkte uren (DOC-014-0946). De loonstrook op zijn naam over de maand november 2013 vermeldt eveneens 10 gewerkte uren (DOC-014-1047).
In de e-mail van 19 december 201348 zijn geen gewerkte uren over de maand december opgegeven t.n.v. [getuige 3] . De urenbriefjes met zijn naam d.d. 23 december 2013 en 7 december 2013 vermelden beide 47 gewerkte uren (DOC-014-8749 en DOC-014-8850).
* DOC-010-04: In deze e-mail van 21 april 201451 zijn door [bedrijf 2] . aan [bedrijf 1] 36 gewerkte uren over de maand april opgegeven t.n.v. [getuige 9] . De urenbriefjes met zijn naam d.d. 7 april 2014 en 13 april 2014 vermelden beide 50 gewerkte uren (DOC-014-9252 en DOC-014-9353).
Uit het onderzoek door de Inspectie SZW blijkt ook het navolgende:
* DOC-011-14: In deze e-mail van 1 juli 201554 zijn door [bedrijf 2] . aan [bedrijf 1] geen gewerkte uren opgegeven over de maand juni 2015 t.n.v. [getuige 5] . Er zijn evenmin urenbriefjes aangetroffen. Hij is echter op de camerabeelden werkend gezien in de maanden mei en juni 2015 (DOC-008-2655). Als getuige heeft [getuige 5] verklaard dat hij toen inderdaad heeft gewerkt.56 In de loonadministratie van [bedrijf 2] . zijn over de maanden mei en juni 2015 geen loonstroken of andere gegevens van [getuige 5] aangetroffen.57
Uit het onderzoekdossier van de Inspectie SZW komt ook naar voren dat diverse loonstroken voor werknemers van [bedrijf 2] ., opgemaakt door administratiekantoor [bedrijf 1] , niet in overeenstemming met de daadwerkelijk gewerkte uren zijn58:
* DOC-011-05: de loonstrook over de maand augustus 201359 t.n.v. [getuige 3]
vermeldt 20 uren. Het urenbriefje vermeldt echter 60 gewerkte uren in augustus 2013 (DOC-014-8460);
* DOC-011-06 en DOC-011-07: de loonstroken over de maand november 201361 en
januari 201462 t.n.v. [getuige 8] vermelden beide 10 uur. De urenbriefjes over die maanden vermelden echter respectievelijk 20 en 17 gewerkte uren (DOC-014-8663 en DOC-014-8964);
*DOC-011-08, DOC-011-09, DOC-011-10 en DOC-011-11: de loonstroken over de maanden januari 201465, maart 201466, april 201467 en mei 201468 t.n.v. [getuige 9] vermelden respectievelijk 80, 48, 36 en 32 uren. Samengesteld per maand vermelden de urenbriefjes over die maanden respectievelijk 109, 151, 100 en 100 gewerkte uren (DOC-014-90 t/m DOC-014-9869);
* DOC-014-10: de loonstrook over de maand november 201370 t.n.v. [betrokkene 6]
vermeldt 10 uren. Het urenbriefje over die maand vermeldt echter
34 uren (DOC-014-0971).
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 december 2023 heeft de verdachte nog verklaard dat hij de gegevens met betrekking tot werknemers die maar een dag of enkele dagen bij [bedrijf 2] . hebben gewerkt niet heeft doorgegeven aan de boekhouder.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof het navolgende vast.
Binnen de onderneming [bedrijf 2] . werden de feitelijk per week gewerkte uren door de werknemers van [bedrijf 2] . en/of de verdachte - vennoot van [bedrijf 2] . en leidinggevende binnen de horecagelegenheid van deze onderneming - genoteerd op een notitieblaadje. Op basis van deze genoteerde uren werd door de verdachte namens [bedrijf 2] . het salaris contant uitbetaald aan de werknemers. De verdachte gaf aan zijn medevennoot en toenmalige echtgenote [medeverdachte 2] door hoeveel uren er per werknemer per maand gewerkt zouden zijn. [medeverdachte 2] gaf dit aantal uren vervolgens maandelijks per e-mail door aan [bedrijf 1] , het administratiekantoor dat de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] ., waaronder de loonadministratie, verzorgde.
Uit het onderzoek van de Inspectie SZW komt naar voren dat de feitelijk gewerkte uren door de werknemers van [bedrijf 2] ., zoals die zijn aangetroffen op de [X] urenbriefjes, in meerdere gevallen niet overeenkomen met de uren die zijn vermeld in de hiervoor genoemde door [medeverdachte 2] verzonden e-mails.
Na ontvangst van deze e-mails verwerkte [bedrijf 1] de via de e-mail per werknemer opgegeven gewerkte uren in de loonadministratie van [bedrijf 2] . Op basis van deze opgegeven uren maakte [bedrijf 1] per werknemer per maand een loonstrook op. Deze loonstroken werden digitaal verzonden naar [bedrijf 2] . De loonstroken werden door de verdachte namens [bedrijf 2] overhandigd aan de desbetreffende werknemer. Ook de aangiften loonheffing werden door [bedrijf 1] opgesteld op basis van de door [bedrijf 2] . aangeleverde informatie, namelijk aan de hand van de door [medeverdachte 2] per e-mail maandelijks aangeleverde uren per werknemer. De in deze e-mails vermelde uren zijn de uren die [bedrijf 1] in opdracht van [bedrijf 2] . in de bedrijfsadministratie heeft verwerkt, meer in het bijzonder de loonadministratie, en die als basis hebben gediend voor de aangiften loonheffing.
De bedrijfsadministratie is een samenstel van geschriften, waartoe onder andere de e-mails met de gewerkte uren van de werknemers en de loonstroken behoren, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk van de feiten die erin worden vermeld. Op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de uren die zijn vermeld in de namens [bedrijf 2] . aan [bedrijf 1] verzonden e-mails ten dele niet kloppen en dat ten aanzien van sommige werknemers helemaal geen uren zijn opgegeven. Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte, die beschikte over de urenbriefjes en die de betalingen deed aan de werknemers, deze aantallen gewerkte uren opzettelijk verkeerd heeft doorgegeven. Hierdoor zijn de e-mails van [bedrijf 2] . over de gewerkte uren vals dan wel valselijk opgemaakt. Dientengevolge zijn ook de op basis van deze e-mails opgemaakte loonstroken en de daarop gebaseerde aangiften loonheffing vals dan wel valselijk opgemaakt, doordat de aan de werknemers betaalde nettolonen niet (volledig) zijn verantwoord in de stukken van bedrijfsadministratie. [bedrijf 2] . heeft dit gedaan met het oogmerk om de bedrijfsadministratie als echt en onvervalst te gebruiken. Op deze wijze werd bewerkstelligd dat er minder loonheffing werd aangegeven en afgedragen. Er is hiermee sprake van valsheid in geschrift in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
Naar het oordeel van het hof kunnen de hierboven beschreven strafbare gedragingen in redelijkheid aan de rechtspersoon [bedrijf 2] . worden toegerekend. Immers hebben de gedragingen plaatsgevonden in de sfeer van de [bedrijf 2] , nu het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de [bedrijf 2] , de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de [bedrijf 2] , dienstig is geweest in het door de [bedrijf 2] uitgeoefende bedrijf en de [bedrijf 2] erover mocht beschikken dat de gedraging al dan niet zou plaatsvinden. De verdachte, vennoot van [bedrijf 2] ., is degene die aan de strafbare gedragingen van de [bedrijf 2] feitelijke leiding heeft gegeven. Hij heeft immers opzettelijk aan zijn medevennoot [medeverdachte 2] onjuiste en onvolledige gegevens doorgegeven met betrekking tot de door de oproepkrachten gewerkte uren, die zij vervolgens per e-mail doorgaf aan het administratiekantoor [bedrijf 1] . De verdachte heeft tegenover de opsporingsambtenaren van de Inspectie SZW verklaard dat hij alles regelt met de uren en de beslissingen neemt. [medeverdachte 2] doet de boekhouding en maakt de e-mails. Zij doet wat de verdachte haar opdraagt als het gaat om de administratie, zo heeft hij verklaard. Het gedrag dat de verdachte heeft vertoond valt onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven.
De strafbare gedragingen hebben in elk geval plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 juli 2015. Wat betreft het jaar 2012 overweegt het hof dat ten aanzien van DOC-010-02 op het daarbij behorende urenbriefje DOC-014-83 (dossierpagina 1042) is vermeld dat dit betrekking heeft op 2013. In het proces-verbaal zaaksdossier valsheid in geschrift d.d. 3 december 2015 is dit het enige onderdeel van de bedrijfsadministratie dat concreet betrekking heeft op de door een werknemer in 2012 gewerkte uren. Nu niet met zekerheid vaststaat dat urenbriefje DOC-014-83 betrekking heeft op het jaar 2012, zal het hof de verdachte in zoverre vrijspreken van het tenlastegelegde.
Het hof zal de verdachte voorts vrijspreken van het valselijk doen opmaken van de jaarstukken over 2012 en 2013. Voor het hof is op basis van de stukken in het dossier onvoldoende komen vast te staan dat de omzet van [bedrijf 2] . van een tweede kassa bewust buiten de boeken is gehouden.
III.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep op de gronden zoals vermeld in de pleitnota van de raadsman bepleit dat hij volledig zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat er geen bewijs is dat de aangiften loonheffing en loonstroken niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn gemaakt, alsmede dat de analyse van de beelden van de camera-observatie onvoldoende betrouwbaar en deugdelijk is.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht het hof echter bewezen dat er sprake is van aangiften loonheffing en loonstroken die niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn opgemaakt. Nu het gaat om bewijsverweren, behoeven deze geen nadere bespreking.
Wat betreft het verweer omtrent de door de getuige [getuige 8] gewerkte uren overweegt het hof nog dat deze getuige in ieder geval over de maand mei 2015 heeft verklaard dat hij toen heeft gewerkt en ten onrechte niet is betrokken in de loonaangifte. Van doorschuiven van de gewerkte uren naar een volgende loonperiode, waarover de raadsman op pagina 14 van de pleitnota spreekt, kan wat betreft de maand mei 2015 geen sprake zijn, nu [getuige 8] blijkens het onderzoek door de Inspectie SZW ook in de maand juni 2015 niet voorkomt in de loonadministratie.
Anders dan de raadsman acht het hof de analyse van de camerabeelden voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. In de Excelsheets van de stelselmatige observatie op dossierpagina 693 en volgende wordt helder beschreven wat op de camerabeelden is waar te nemen en is het ook vermeld als iets niet was waar te nemen of als er een storing was. Ten aanzien van allerlei personen wordt beschreven dat zij werkzaamheden verrichten in de horecaonderneming [bedrijf 2] ., meestal in bedrijfskleding. Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de camerabeelden heeft aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel. Wat betreft de waarneming van de getuige [getuige 5] op de camerabeelden in de maanden mei en juni 2015 merkt het hof nog op dat [getuige 5] als getuige zelf heeft bevestigd dat hij in de maanden mei en juni 2015 heeft gewerkt bij [bedrijf 2] .
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de straf die in eerste aanleg is opgelegd en ook de straf die door de advocaat-generaal is geëist niet passend is, onder meer omdat de benadelingsbedragen zoals die door de Belastingdienst zijn gepresenteerd veel te hoog zijn.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de proceshouding van de verdachte in hoger beroep in positieve zin is gewijzigd, dat hij nu onder streng toezicht staat van diverse overheidsinstanties, zich inmiddels laat bijstaan door betere adviseurs en de wijze van ondernemen in aanzienlijke mate heeft verbeterd. Door de onderhavige zaak is een forse schuld aan de Belastingdienst ontstaan. Daarnaast is, mede door de perikelen voor ondernemers in de Corona tijd, sprake van een huurschuld en een forse rekening-courantschuld bij de slager. De verdachte heeft een nieuwe gemachtigde ingeschakeld in de kwestie tegen de Belastingdienst, om te komen tot een oplossing met de Ontvanger. Hij streeft naar voldoening van de openstaande belastingschuld, maar heeft ook verantwoordelijkheden als kostwinner voor zijn gezin en als werkgever voor zijn personeel. Het is niet alleen in het belang van de verdachte, maar ook in het belang van de maatschappij dat de onderneming kan worden voortgezet. Een detentie voor langere duur zal onherroepelijk leiden tot een faillissement van de onderneming, aldus de raadsman.
Verder heeft de raadsman aandacht gevraagd voor de forse overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Een zeer hoge taakstraf met eventueel een korte onvoorwaardelijke detentie van enkele weken is volgens de raadsman in het geval van een veroordeling een meer passende wijze van afdoening.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij gedurende meerdere jaren met zijn onderneming valsheid in geschrift heeft gepleegd, waardoor loonbetalingen buiten de loonadministratie zijn gehouden en te weinig loonheffing werd afgedragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de Belastingdienst in de correctheid van aangiften loonheffing en in de juistheid van een loonadministratie moet kunnen hebben, ernstig geschaad. Door deze handelswijze heeft de verdachte tevens ten behoeve van zijn onderneming een oneerlijke concurrentiepositie verworven ten opzichte van andere deelnemers aan het economisch verkeer. Verder heeft de verdachte door het valselijk doen opmaken van de bedrijfsadministratie het vertrouwen dat in het algemeen in dergelijke administraties, telkens een samenstel van geschriften, moet kunnen worden gesteld ernstig geschonden. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
De hoogte van het financiële nadeel dat door het bewezenverklaarde handelen is ontstaan, is voor het hof onvoldoende duidelijk geworden. De verdachte wordt op onderdelen van het tenlastegelegde vrijgesproken en het door de Belastingdienst becijferde benadelingsbedrag is gebaseerd op een extrapolatie van beperkte gegevens. Zoals de advocaat-generaal terecht heeft opgemerkt is de verdeling omzet en omzetcorrectie van respectievelijk 54% en 46% over alle jaren gelijk en dit kan volgens de advocaat-generaal niet op toeval berusten. Deze verdeling berust inderdaad niet op toeval. Echter, anders dan de advocaat-generaal kennelijk heeft aangenomen vloeit deze vaste verhouding niet voort uit manipulatie van de cijfers door de verdachte, maar vloeit deze voort uit de door de Belastingdienst geëxtrapoleerde verhouding van respectievelijk 54% en 46% over 2012 naar 2013 tot en met 2015.72 De percentages van respectievelijk 54% en 46% zijn derhalve geconstrueerd door de Belastingdienst en niet door de verdachte. Het hof heeft daarom twijfels over de juistheid van de berekening van het benadelingsbedrag door de Belastingdienst. Voorts is met betrekking tot 2012, waarop de extrapolatie is gebaseerd, het tenlastegelegde niet bewezen verklaard en betreft de bewezenverklaring voor 2013-2015 slechts een aantal tenlastegelegde loonstroken en aangiften loonbelasting, terwijl de nadeelberekening van de Belastingdienst berust op veel meer (urenbriefjes en) loonstroken. Deze niet tenlastegelegde stukken zijn niet op de terechtzitting voorgehouden en met verdachte besproken, zodat ook daarom aan de nadeelberekening van de Belastingdienst voorbij moet worden gegaan.73
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie,
en voorts met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
In beginsel acht het hof gelet op de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Evenwel dient het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting zich ook rekenschap te geven van de omstandigheid dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in forse mate is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het voornemen had tegen hem strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval wordt die termijn gerekend vanaf 6 oktober 2015, op welke datum de verdachte in deze zaak in verzekering is gesteld. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn. Het vonnis is namelijk gewezen op 17 december 2018, zodat sprake is van een overschrijding van ruim 14 maanden in de fase van eerste aanleg. Het hoger beroep namens de verdachte is ingesteld op 28 december 2018, terwijl het hof arrest wijst op 30 januari 2024. In hoger beroep is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 3 jaren. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op de forse mate van overschrijding van de redelijke termijn zal het hof een korting toepassen naar bevind van zaken, inhoudende dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar een taakstraf van 240 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die door de verdachte in deze zaak in voorarrest is doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Bij dit oordeel heeft het hof ook - gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - rekening gehouden met de omstandigheid dat in de strafzaak tegen de verdachte met parketnummer 20-004099-18 bij arrest van 30 januari 2024 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, wordt opgelegd.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven documenten, met betrekking tot welke het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK document (Goednr_10458/kasbladen juni t/m december 2012);
- 1.00 STK document (Goednr_10374/Z2-afslagen jan t/m okt 2012);
- 1.00 STK document (Goednr_10375/Z1-afslagen 2012 + 2013);
- 1.00 STK document (Goednr_9981/kasboek 2011-2012-2013);
- 1.00 STK document (Goednr_8294/kladbriefjes/urenbriefjes);
- 1.00 STK document (Goednr_8296/kladbriefjes/urenbriefjes);
- 1.00 STK document (Goednr_8297/plastic bakje met kladbriefjes/urenbri);
- 1.00 STK document (Goednr_10377/Z1+Z2-afslag 2014 kassa 1 en kassa 2);
- 1.00 STK document (Goednr_10378/Arabisch huurcontract auto).
Aldus gewezen door:
mr. drs. P. Fortuin, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 30 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.