Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3316, 23/1834

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3316, 23/1834

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 oktober 2024
Datum publicatie
18 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:3316
Formele relaties
Zaaknummer
23/1834
Relevante informatie
Art. 6a Uitv. reg. BPM, Art. 9 Wet BPM, Art. 8 Uitv. reg. BPM

Inhoudsindicatie

Een latere aanpassing van de CO2-uitstoot in het kentekenregister, wordt voor het bepalen van de verschuldigde BPM, gevolgd. Ook als die wijziging plaatsvindt na het moment van registratie. Uit de stukken blijkt niet dat de inspecteur, bij het opleggen van de aanslag, het taxatierapport heeft beoordeeld. De inspecteur beroept zich terecht op interne compensatie. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/1834

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] V.O.F.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 november 2023, nummer BRE 22/1468, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van het verzoek aan de RDW van 25 oktober 2021 tot aanpassing van de CO2-uitstoot in het kentekenregister.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 15 juni 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een [merk auto] + met VIN nummer eindigend op [VIN] naar een te betalen bedrag aan BPM van € 1.509.

2.2.

Bij de aangifte is een expertiseverslag gevoegd van Waardetaxaties.nl van 15 juni 2021. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 19.202 op basis van een koerslijst EurotaxGlass’s. Voorts heeft de taxateur een bedrag van € 5.351 wegens schade op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht en een bedrag van € 5.000 in verband met schadeverleden. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 8.851. De historische nieuwprijs is bepaald op € 38.275. Bij de aangifte is een bruto BPM berekend van € 6.527, waarbij is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 130 gr/km.

2.3.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd omdat uitgegaan moet worden van een CO2-uitstoot van 179 gr/km zoals de RDW dit heeft opgenomen in het kentekenregister. De in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde is door de inspecteur niet aangepast.

2.4.

De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 635.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.

2.6.

Op verzoek van belanghebbende heeft de RDW de CO2-uitstoot zoals die stond vermeld in het kentekenregister aangepast naar 130 gr/km. De RDW heeft op 12 maart 2024 de inspecteur bericht dat de wijziging een gevolg is van een verzoek van belanghebbende en dat belanghebbende daarbij een certificaat van overeenstemming heeft overgelegd waaruit blijkt dat de CO2-uitstoot 130 gr/km bedraagt. Een afschrift van dit certificaat heeft de inspecteur overgelegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. In het bijzonder zijn daarbij de volgende vraagpunten aan de orde:

  1. Dient de bruto-BPM te worden verlaagd in verband met de lagere CO2-uitstoot?

  2. Kan de inspecteur een beroep doen op interne compensatie?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing