Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-02-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:519, 22/01185
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-02-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:519, 22/01185
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 februari 2024
- Datum publicatie
- 27 maart 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:2529, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1486
- Zaaknummer
- 22/01185
- Relevante informatie
- Art. 7 BPM, Art. 19 AWR, Art. 2 BPB
Inhoudsindicatie
BPM. Onjuiste tenaamstelling van de naheffingsaanslag leidt niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag nu er redelijkerwijs geen misverstand over kon bestaan voor wie de aanslag bestemd is.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01185
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 mei 2022, nummer BRE 21/2185, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorijwielen (hierna: Bpm) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft de aanvraag tot inschrijving van de auto in het kentekenregister gedaan. Belanghebbende heeft vervolgens op 30 oktober 2019, door de inspecteur ontvangen op 8 november 2019, aangifte Bpm gedaan ten bedrage van € 2.210 ter zake van de registratie van het motorrijtuig [merk] , type [type] met VIN-nummer eindigend op [nummer 1] (hierna: de auto). De auto is een gebruikt (marge)voertuig dat in Nederland is ingevoerd. De aangifte Bpm is gedaan op naam van belanghebbende, [belanghebbende] B.V., onder vermelding van het RSIN nummer ( [nummer 2] ) van de fiscale eenheid “FISCALE EENHEID [belanghebbende] B.V., [belanghebbende] B.V. C.S.” (hierna: de fiscale eenheid).
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] van 30 oktober 2019. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 21.220. De handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Eurotax. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 13.961 en heeft dit gehele bedrag, ofwel 100%, in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 7.259.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door de heer [naam] , werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: de taxateur van DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 15 november 2019. De handelsinkoopwaarde is aan de hand van een koerslijst van XRay marge vastgesteld op € 21.275. De taxateur van DRZ heeft in het rapport geen schade geconstateerd die op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht.
Met dagtekening 29 oktober 2020 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag Bpm opgelegd. De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 3.888. Tevens is bij beschikking € 26 belastingrente in rekening gebracht. Als tenaamstelling van de naheffingsaanslag vermeldt het aanslagbiljet “FISCALE EENHEID [belanghebbende] B.V., [belanghebbende] B.V. C.S.” met vermelding van het aan de fiscale eenheid toebehorende RSIN nummer [nummer 2] .
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.960 en de rentebeschikking evenredig verminderd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd, voor zover het gaat om de daarbij genomen beslissing omtrent de kostenvergoeding. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.620 en heeft gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 360 aan belanghebbende vergoedt.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd in verband met een onjuiste tenaamstelling?
-
Heeft de rechtbank het bedrag van de proceskostenvergoeding tot het juiste bedrag vastgesteld?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente en vaststelling van een hogere proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.