Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-02-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:522, 22/02347, 22/02348, 22/02351, 22/02352 en 22/02354
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-02-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:522, 22/02347, 22/02348, 22/02351, 22/02352 en 22/02354
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 februari 2024
- Datum publicatie
- 27 maart 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:6560, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/02347, 22/02348, 22/02351, 22/02352 en 22/02354
- Relevante informatie
- Art. 2 BPM, Art. 10 BPM, Art. 2 BPB
Inhoudsindicatie
Bpm. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de kleur van auto 4 dermate opvallend en incourant is dat de kleur tot een waardevermindering leidt.
Het hof leidt uit de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2023 af dat bij het bepalen van de historische nieuwprijs moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot van de ingevoerde auto. Het hof volgt daardoor de berekeningen van belanghebbende. In zoverre is het hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/02347, 22/02348, 22/02351, 22/02352 en 22/02354
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 7 november 2022, nummers BRE 21/2305, 21/2678 tot en met 21/2688, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: beschikking belastingrente). De naheffingsaanslag heeft betrekking op de volgende personenauto’s die hierna worden aangeduid als auto’s 1 tot en met 13:
Auto |
Merk en type |
Laatste vier cijfers VIN |
1 |
[auto 1] |
[nummer 1] |
2 |
[auto 2] |
[nummer 2] |
3 |
[auto 3] |
[nummer 3] |
4 |
[auto 4] |
[nummer 4] |
5 |
[auto 5] |
[nummer 5] |
6 |
[auto 6] |
[nummer 6] |
7 |
[auto 7] |
[nummer 7] |
8 |
[auto 8] |
[nummer 8] |
9 |
[auto 9] |
[nummer 9] |
10 |
[auto 10] |
[nummer 10] |
11 |
[auto 11] |
[nummer 11] |
12 |
[auto 11] |
[nummer 12] |
13 |
[auto 13] |
[nummer 13] |
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1 en 5 tot en met 8. Het bezwaar is voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het beroep is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1, 2 en 8 tot en met 12. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft de navolgende nummers aan het hoger beroep toegekend:
Auto |
Nummer rechtbank |
Nummer hof |
1 |
BRE 21/2305 |
22/02344 |
2 |
BRE 21/2678 |
22/02345 |
3 |
BRE 21/2679 |
22/02346 |
4 |
BRE 21/2680 |
22/02347 |
6 |
BRE 21/2681 |
22/02348 |
7 |
BRE 21/2682 |
22/02349 |
8 |
BRE 21/2683 |
22/02350 |
9 |
BRE 21/2684 |
22/02351 |
10 |
BRE 21/2685 |
22/02352 |
11 |
BRE 21/2686 |
22/02353 |
12 |
BRE 21/2687 |
22/02354 |
13 |
BRE 21/2688 |
22/02355 |
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] (hierna: de gemachtigde), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft ter zitting het hoger beroep, voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1 tot en met 3, 7, 8, 11 en 13, expliciet en zonder voorbehoud ingetrokken. De zaken met nummers 22/02344 tot en met 22/02346, 22/02349, 22/02350, 22/02353 en 22/02355 komen te vervallen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft ter zake van auto’s 1 tot en met 13 in de periode van januari 2018 tot en met april 2019 aangifte Bpm gedaan naar een te betalen Bpm-bedrag van € 14.934, € 1.654, € 5.777, € 11.650, € 12.257, € 14.142, € 21.066, € 26.212, € 4.575, € 14.266, € 10.204, € 9.629 respectievelijk € 5.347. Het totale bedrag dat door belanghebbende is voldaan bedraagt € 151.713.
Belanghebbende heeft bij het indienen van de aangiften Bpm gekozen voor een afschrijving op basis van taxatierapporten, opgesteld door de firma’s [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V.
In opdracht van de inspecteur heeft Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ ) belanghebbende opgeroepen om de auto’s 2, 3 en 5 tot en met 13 voor hertaxatie aan te bieden. Auto’s 5, 8 en 10 zijn niet door belanghebbende aangeboden voor hertaxatie. Met betrekking tot auto 4 heeft een fysieke opname van de auto plaatsgevonden door het Landelijk Coördinatiecentrum Auto.
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de totale verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 180.227 en heeft vervolgens de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 28.514. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 459 belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 25.679 en de belastingrentebeschikking verminderd tot € 374. Tevens heeft de inspecteur een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 530.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 1, 2, en 8 tot en met 12. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 16.728. De in rekening gebrachte belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500, bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden en de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbende.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd? Meer specifiek is in geschil of
a. de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag voldoende rekening heeft gehouden met waardevermindering wegens schade aan auto’s 4 en 12.
b. de inspecteur de historische nieuwprijs van auto’s 6, 9 en 10 tot het juiste bedrag heeft vastgesteld.
II. Heeft de rechtbank de proceskostenvergoeding tot het juiste bedrag vastgesteld?
III. Kan belanghebbende aanspraak maken op een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire in hoger beroep?
Belanghebbende heeft ter zitting expliciet en zonder voorbehoud het standpunt ingetrokken dat de taxateur van DRZ niet voldoende deskundig en onafhankelijk is.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de naheffingsaanslag, toekenning van een hogere proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire in de hoger beroepsfase. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.