Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:704, 22/01348
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:704, 22/01348
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 maart 2024
- Datum publicatie
- 11 april 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:2868, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/01348
- Relevante informatie
- Art. 1 Wet OB 1968, Art. 7 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
In het kader van de beëindiging van de agrarische activiteiten komt belanghebbende met de gemeente overeen zijn bedrijfsgebouwen in de toekomst te slopen. Belanghebbende verkrijgt daarvoor van de gemeente onder meer het recht kavels grond te kopen. Belanghebbende verkoopt die kavels als woningbouwkavel. Hierover is belanghebbende omzetbelasting verschuldigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01348
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van
25 mei 2022, nummer BRE 19/1740 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en de boete verminderd naar nihil.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft in 1994 de eigendom verworven van zijn eigen woning en de nabij die woning gelegen bedrijfsgebouwen, bestaande uit de tuinbouwkassen, een bedrijfsruimte en een ketelhuis, alle gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .
In 1995 heeft belanghebbende de eigendom verworven van een perceel cultuurgrond, gelegen aan de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] te [woonplaats] . Belanghebbende heeft deze grond uitsluitend gebruikt voor privédoeleinden.
Belanghebbende heeft in de bedrijfsgebouwen een onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak, bestaande uit de teelt en verkoop van tomaten.
Ingegeven door het overheidsbeleid `Ruimte voor de Rivier' heeft in het gebied [woonplaats] een bestemmingswijziging plaatsgevonden. Deze bestemmingswijziging heeft tot gevolg dat iedere aanvraag tot uitbreiding van economische activiteiten of modernisering van de bedrijfsinrichting in het betreffende gebied zal worden geweigerd. Tevens wordt de sloop van opstallen, anders dan woningen, gestimuleerd. In dat kader is belanghebbende in 2012 met de gemeente [plaats] een overeenkomst aangegaan1 (hierna: de overeenkomst) op grond waarvan belanghebbende zich jegens de gemeente verplicht over te gaan tot sanering van zijn bedrijfsgebouwen (hierna: de sanering). De bedrijfsgebouwen dienen uiterlijk op 31 december 2024 te zijn gesloopt.
Ter compensatie voor de sanering van zijn bedrijfsgebouwen heeft belanghebbende van de gemeente een vergoeding ontvangen. Die vergoeding bestaat uit zowel financiële compensatie als het recht op toewijzing van negen woningbouwkavels, te weten:
- -
-
twee woningbouwkavels op de voormalige bedrijfslocatie, [adres] te [woonplaats] ;
- -
-
drie woningbouwkavels op het perceel cultuurgrond [straatnaam 1] / [straatnaam 2] te [woonplaats] ; en
- -
-
vier woningbouwkavels waarvoor in overleg met de gemeente een locatie dient te worden gevonden (hierna: het woningbouwrecht).
De toewijzing van de woningbouwkavels strekt er volgens artikel 7.2 van de overeenkomst in het bijzonder toe:
‘• De waarde van de bestaande opstallen en sloopkosten te vergoeden;
• een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied van de gemeente waarin de rechthebbende zijn bedrijf uitoefent.’
In de overeenkomst is verder opgenomen:
‘7.7 Ten behoeve van het verkrijgen van de compensatie als bedoeld in artikel 7.4 dient de rechthebbende een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan in, inhoudende het onttrekken van de bebouwingsmogelijkheden aan het agrarisch bouwperceel en het beleggen van de bestemming woondoeleinden op de in artikel 7.5 genoemde locatie(s). De gemeente neemt een dergelijk verzoek onverwijld in behandeling en streeft binnen de wettelijke termijn naar een zo spoedig mogelijke herziening van de vigerende bestemmingsregeling. De gemeente spant zich in deze bestemmingsplanwijziging mogelijk te maken onder de voorwaarde dat met een gebruik als (woning)bouwkavel ter plaatse een goed woon en leefklimaat kan worden gewaarborgd.’
en
‘10.1 Het is de rechthebbende zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
gemeente niet toegestaan rechten en verplichtingen over te dragen aan derden, de gemeente
is bevoegd aan een mogelijk te geven toestemming nadere voorwaarden te verbinden.’
De inspecteur heeft gemeld dat de financiële vergoeding die belanghebbende van de gemeente ontvangt een voor de omzetbelasting onbelaste vergoeding is.
Belanghebbende heeft in 2011 de tomatenteelt beëindigd en heeft vervolgens vanaf 2012 de tuinbouwkassen verpacht aan derden. De meest recente pacht is voor een periode van 10 jaar, eindigend op 31 oktober 2024. Belanghebbende heeft voor de verpachting van de tuinbouwkassen geen omzetbelasting in rekening gebracht.
Verder exploiteert belanghebbende vanaf 2012 in de bedrijfsruimten een boerderij-/streekproductenwinkel. Deze activiteit kan op deze locatie plaatsvinden tot de uitvoering van de sanering, uiterlijk 31 december 2024. Voor die activiteit doet belanghebbende aangiften omzetbelasting.
Ten behoeve van de toewijzing van de vier resterende woningbouwkavels als genoemd in 2.6, heeft belanghebbende — na overleg met de gemeente — in 2013 een perceel grond aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] te [plaats] aangekocht en op 16 oktober 2015 verkregen. Over de verkrijging van dat perceel heeft belanghebbende overdrachtsbelasting voldaan. Het perceel is na verkrijging kadastraal gesplitst in vier percelen.
Begin 2015 is het bestemmingsplan voor de [adres] , [straatnaam 1] / [straatnaam 2] en [straatnaam 3] / [straatnaam 4] op initiatief van belanghebbende overeenkomstig artikel 7.7 van de overeenkomst gewijzigd, waardoor woningbouw op de voornoemde percelen mogelijk werd.
Belanghebbende heeft de vier woningbouwkavels aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] vervolgens te koop aangeboden:
- -
-
De eerste woningbouwkavel is verkocht op 23 september 2015 en op 14 maart 2016 geleverd.
- -
-
De tweede woningbouwkavel is verkocht op 16 augustus 2017 en op 10 januari 2018 geleverd.
- -
-
De derde woningbouwkavel is verkocht op 21 december 2017 en op 2 oktober 2018 geleverd.
Een dag na de levering van de woningbouwkavel heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om een standpuntbepaling. De inspecteur heeft daarop het standpunt ingenomen dat de leveringen van de tweede en derde woningbouwkavel aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] belast zijn met omzetbelasting. De levering van de eerste woningbouwkavel aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] valt volgens de inspecteur niet onder de omzetbelasting omdat destijds andere regelgeving geldend was. Ten aanzien van de woningbouwkavels gelegen aan de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat levering niet leidt tot verschuldigdheid van omzetbelasting.
Belanghebbende heeft daarop voor de levering van de tweede woningbouwkavel gelegen aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] (hierna: de woningbouwkavel) een suppletie omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018 ingediend met een te betalen bedrag van € 55.600. De inspecteur heeft de suppletie aangemerkt als een verzoek om een naheffingsaanslag op te leggen en hij heeft vervolgens een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 55.600 opgelegd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vragen:
-
Is over de levering van de woningbouwkavel omzetbelasting verschuldigd? Meer specifiek is in geschil of belanghebbende de levering als ondernemer voor de omzetbelasting heeft verricht.
-
Is sprake van opgewekt vertrouwen, dat aan naheffing in de weg staat?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten in beroep en hoger beroep. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.