Hoge Raad, 05-09-1956, AY2113, 12 859

De Hoge Raad enz.

Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van den r.v.b. I te Rotterdam van 12 Januari 1956 betreffende den hem opgelegde aanslag in de ink.bel. voor het jaar 1952;

Gezien...

Overwegende dat aan belanghebbende een aanslag in de ink.bel. voor het jaar 1952 werd opgelegd, berekend naar een zuiver inkomen van f 9.439;

dat in dit inkomen was begrepen een bedrag van f 950, zijnde het aandeel van belanghebbende in de winst, gemaakt op een door hem tezamen met Y in dat jaar gekocht en verkocht onroerend goed;

Overwegende dat belanghebbende een bezwaarschrift tegen dezen aanslag heeft ingediend bij den Insp. en onder meer heeft verzocht, alsnog op grond van art. 35, lid 4, IB '41, zijn belastbaar inkomen te verminderen met f 500, op grond dat genoemd bedrag van f 950 voor belanghebbende inkomen uit speculatie zou zijn;

dat de Insp. bij zijn beschikking op het bezwaarschrift de gevraagde vermindering niet heeft aanvaard, maar op grond van door belanghebbende nader verstrekte gegevens den aanslag heeft teruggebracht tot een, berekend naar een zuiver inkomen van f 9.422;

Overwegende dat belanghebbende zich vervolgens heeft gewend tot den r.v.b., die echter de beschikking van den Insp. heeft bevestigd na te hebben overwogen:

'dat app. in 1952 is begonnen om samen met Y voor gemene rekening huizen te kopen en te verkopen;

dat app. daarmede in 1952 is doorgegaan;

dat app. enz.;

dat de Raad van oordeel is, dat waar app. de transacties heeft verricht samen en voor gemene rekening met een beroepshandelaar in huizen en bovendien de transacties niet beperkt zijn gebleven tot een enkele aan- en verkoop, maar gedurende een aantal jaren regelmatig zijn geschied, ook app. niet anders dan bedrijfsmatig geacht moet worden te hebben gehandeld, daar app. zodoende heeft deelgenomen in het bedrijf van Y;

dat enz.;'

Overwegende dat belanghebbende als middel van cassatie voorstelt: sch. of verk. toep. van de artt. 16 RvB, 35 (oud) en 17 IB '41 en 76 IB '14, welk middel blijkens de toelichting als grieven bevat:

1. dat enz.;

2. dat de r.v.b. heeft aangenomen, dat belanghebbende te dezen bedrijfsmatig heeft gehandeld, omdat hij de transactie heeft verricht samen en voor gemene rekening met den beroepshandelaar in huizen Y en bovendien de transacties niet beperkt zijn gebleven tot een enkelen aan- en verkoop, maar gedurende een aantal jaren regelmatig zijn geschied en omdat hij daardoor zou hebben deelgenomen in het bedrijf van A, een en ander ten onrechte, aangezien belanghebbende met het bedrijf van Y niets te maken heeft, geen aandeel in de winst daarvan heeft en daarin op generlei wijze werkzaam is;

3. dat enz.;

Overwegende enz.;

Overwegende omtrent de tweede grief:

dat blijkens 's Raads uitspraak vaststaat, dat Y den handel in huizen als bedrijf uitoefende en dat de in geding zijnde transactie door hem bedrijfsmatig voor gemeenschappelijke rekening van hem en belanghebbende werd verricht[nt 1]);

noot 1 In deze feiten ligt m.i. opgesloten, dat bij de onderwerpelijke transactie de ervaring en deskundigheid van Y, zomede diens relaties en organisatie een gewichtige factor hebben gevormd, omstandigheid die volgens 's Hogen Raads arresten van 13 januari 1948, no. B 8448, en 15 juni 1955, BNB 1955/281 het behaalde voordeel onder no. 1 van art. 5 IB '41 doet vallen.

Peeters.

dat op grond daarvan de opbrengst ervan in elk geval ten aanzien van belanghebbende is te beschouwen als andere opbrengst van arbeid in den zin van art. 28 van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941, waarbij niet terzake doet of belanghebbende overigens al dan niet aandeel had in het bedrijf van Y, zodat's Raads beslissing, dat belanghebbende geen aanspraak kan maken op den aftrek genoemd in art. 35, lid 4, van dat Besluit, wat er zij van de motivering, juist is en de grief dus geen doel kan treffen;

Overwegende enz.;

Verwerpt het beroep.