Home

Hoge Raad, 03-04-1957, AY1611, 13 175

Hoge Raad, 03-04-1957, AY1611, 13 175

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 april 1957
Datum publicatie
5 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1957:AY1611
Zaaknummer
13 175
Relevante informatie
3.81 IB, 10 LB

Uitspraak

De HR enz.

Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van den r.v.b. te Arnhem van 20 December 1956 betreffende den hem opgelegden aanslag in de ink.bel. over het jaar 1953;

Gezien...

Overwegende dat belanghebbende, aan wien een aanslag in de ink.bel. over het jaar 1953 werd opgelegd, berekend naar een zuiver inkomen van f 11.971, zich na vruchteloze reclame bij den Insp. heeft gewend tot den r.v.b.;

dat de r.v.b. heeft vastgesteld:

'dat app. twee grieven heeft aangevoerd:

dat de Insp. ten onrechte als verwervingskosten van zijn salaris als directeur van de stichting Y f 1.081,40 in aftrek heeft gebracht;

dat de werkelijke verwervingskosten f 300 waren, terwijl een bedrag van f 781,40 door hem als schadevergoeding aan zijn werkgeefster was betaald wegens door deze geleden schade tengevolge van een door hem in zijn dienstbetrekking gemaakte fout, welk bedrag niet als verwervingskosten, maar als negatieve opbrengst van zijn dienstbetrekking in mindering moet worden gebracht, zodat hij aanspraak heeft op een aftrek van 5 pct. verwervingskosten;

op deze door de r.v.b. verworpen en in cassatie gehandhaafde grief heeft de Hoge Raad overwogen en beslist:

dat blijkens de gedingstukken belanghebbende in 1953 aan salaris uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de in het middel genoemde stichting heeft ontvangen f 12.989,77, terwijl hij in dat jaar aan de stichting heeft betaald een bedrag van f 781,40 ter vergoeding van de door de stichting tengevolge van een door hem als haar directeur gedane toezegging geleden schade, tot welke vergoeding hij zich moreel gedrongen voelde;

dat het middel mede blijkens de toelichting steunt op de stelling, dat belanghebbendes inkomsten uit dienstbetrekking in den zin van art. 13 van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 dientengevolge slechts zouden hebben bedragen f 12.989,77 - f 781,40;

dat deze stelling onjuist is, vermits het als schadevergoeding betaalde bedrag geen wijziging bracht in het ten titel van loon genoten voordeel uit de dienstbetrekking en niet anders dan als verwervingskosten in mindering op belanghebbendes inkomsten uit dienstbetrekking kon worden gebracht;

dat dit middel derhalve ongegrond is;

Verwerpt het beroep.