Home

Hoge Raad, 21-11-1962, AX7939, 14 896

Hoge Raad, 21-11-1962, AX7939, 14 896

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 november 1962
Datum publicatie
5 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1962:AX7939
Zaaknummer
14 896
Relevante informatie
3.30 IB

Uitspraak

De Hoge Raad enz.,

Gezien het beroepschrift in cassatie van de NV X gevestigd te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 Juni 1962 betreffende den haar opgelegden aanslag in de venn.bel. voor het boekjaar 1959;

Gezien...

Overwegende dat belanghebbende, aan wie voor haar boekjaar 1959 een aanslag werd opgelegd in de venn.bel. naar een belastbaar bedrag van f a, na vergeefse reclame zich heeft gewend tot het Gerechtshof;

Overwegende dat het Hof heeft vooropgesteld:

'dat het geschil betreft, of de belanghebbende al dan niet terecht aanspraak maakt op investeringsaftrek terzake van de door haar in het jaar 1959 aangeschafte flessen en kisten, in gebruik als emballage bij de aflevering van de door haar geproduceerde limonade-gazeuse dranken; dat de belanghebbende van oordeel is, dat die emballage - welke met de dranken aan de afnemers tegen statiegeld mede wordt afgeleverd - voor haar een bedrijfsmiddel vormt, zodat zij bij de aanschaf daarvan van de bedoelde aftrek kan genieten; dat de Insp. de mening is toegedaan, dat deze emballage met de dranken aan de afnemers wordt verkocht en later weer wordt teruggekocht; dat deze daardoor het karakter draagt van handelsgoed, voor de aanschaf waarvan de investeringsaftrek niet geldt;';

Overwegende dat het Hof feitelijk heeft vastgesteld:

'De emballage van de belanghebbende, waarop het geschil betrekking heeft, bestaat uit kleine en grote flessen en kisten, ten dele voorzien van haar handelsmerk en van merken van firma's die haar het recht hebben gegeven hun producten te vervaardigen. De kisten zijn zo gemaakt, dat de flessen daarin passen en tevens bij het vervoer de kisten op elkaar kunnen worden gezet. Zowel voor de kisten als voor de flessen wordt, wanneer die met de dranken worden afgeleverd, statiegeld in rekening gebracht. De gemiddelde tijd gedurende welke deze emballage in gebruik is, kan worden gesteld op 5 jaar. Het voormelde bedrag van f 34.423, tot hetwelk als verschil van investering en desinvestering door de belanghebbende investeringsaftrek is gevraagd, heeft voor f 8.069 betrekking op kisten en voor f 26.354 op flessen.';

Overwegende dat het Hof de wederzijdse standpunten van partijen als volgt heeft weergegeven:

'De belanghebbende stelt, dat zowel de flessen als de kisten, omdat ze bestemd zijn voor herhaald gebruik, voor haar bedrijfsmiddel zijn en dit blijven ook als ze tegen betaling van statiegeld in handen van haar afnemers zijn gekomen. Zij grondt deze zienswijze op het feit, dat zij verplicht is die emballage terug te nemen. Zij moet die financieren, hetgeen vooral van belang is als na afloop van het seizoen veel emballage tot haar terugkeert alsook indien het model van flessen wijziging ondergaat en de flessen van het oude model tot haar terugkeren. Weliswaar daagt de afnemer het risico van breuk in de tijd dat de emballage bij hem is, doch dit ziet de belanghebbende als een desinvestering doordat alsdan die emballage aan haar emballagepark wordt onttrokken, waartegenover de belanghebbende dan het statiegeld behoudt. De belanghebbende heeft voorts medegedeeld, dat zij in later jaren op haar facturen heeft doen drukken, dat zij de eigendom van de emballage voorbehoudt, doch heeft toegegeven dat in het boekjaar 1959 een dergelijke clausule niet op die stukken voorkwam.

De Insp. heeft als zijn mening te kennen gegeven, dat de emballage afwisselend behoort tot het vermogen van de belanghebbende en van haar afnemers. Het bedingen van statiegeld betekent zijns inziens dat de belanghebbende een bindend aanbod heeft gedaan tot terugkoop van de afgeleverde emballage. Als de emballage zich bij de afnemers bevindt, berust de eigendom daarvan ook in economische zin bij hen. Zij financieren die dan en het risico van teloorgaan is voor hen. Aan een clausule van eigendomsvoorbehoud komt zijns inziens geen werkelijke betekenis toe, aangezien de afnemers niet verplicht zijn de flessen terug te geven. Dat een deel van de emballage het handelsmerk van de belanghebbende draagt is niets bijzonders. Dit is veelal ook het geval bij emballage welke niet terug wordt genomen. Voor de afnemers zijn de flessen voorraad. Bij de kisten is het niet anders. Een bedrijfsmiddel van de belanghebbende kan daarin niet worden gezien.';

Overwegende dat het Hof heeft overwogen omtrent het geschil:

'dat de artikelen, te weten limonade-gazeuse dranken, welke de belanghebbende verhandelt, het kenmerk hebben dat zij niet anders kunnen worden afgeleverd dan in flessen of dergelijke emballage; dat zij door de afnemers niet alleen worden bewaard in die flessen, maar daaruit plegen te worden ingeschonken; dat om die reden moet worden aangenomen dat de afnemers, als zij dranken betrekken, deze willen kopen met de fles; dat als gevolg hiervan naar verkeersopvatting als het verhandelde voorwerp moet worden beschouwd de fles met inhoud; dat nu wel lege flessen weer kunnen worden teruggegeven en dan de voor de fles betaalde prijs wordt terugontvangen, doch hieruit niet de slotsom valt te trekken, dat de flessen slechts in bruikleen, althans niet anders dan tijdelijk, worden afgestaan;

dat het toch van algemene bekendheid is, dat een verplichting tot het weer inleveren van dergelijke flessen niet bestaat, dat het risico van teloorgaan van flessen voor rekening van de afnemers is als zij die onder zich hebben en dat het terugnemen van lege flessen vooral moet worden gezien als een dienstbetoon teneinde de afnemers in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze de waarde, welke die emballage nadat de inhoud is verbruikt nog voor de belanghebbende heeft, terug te ontvangen;

dat dit alles het Hof met de Insp. tot de slotsom brengt dat aangeschafte flessen voor de belanghebbende geen bedrijfsmiddel zijn maar handelsgoederen, welke telkens als zij worden afgeleverd haar vermogen verlaten;

dat hetzelfde evenwel niet geldt voor de kisten; dat deze zijn bestemd om het vervoer van de dranken te vergemakkelijken, doch geen integrerend deel vormen van hetgeen wordt verkocht; dat het Hof geloof hecht aan de verklaring van de belanghebbende, dat de afnemers deze kisten, welke speciaal zijn vervaardigd voor het vervoer van de door belanghebbende in de handel gebrachte gebottelde dranken, blijven beschouwen als haar eigendom, ook als ze gemakshalve met de dranken worden afgeleverd; dat hier dan ook reden is aan te nemen dat de kisten tegen een waarborgsom in bruikleen worden afgestaan; dat dit wel tengevolge heeft, dat de belanghebbende in de financiering van haar voorraad kisten tegemoet wordt gekomen, doch deze kisten tot haar vermogen blijven behoren totdat zij zijn versleten, zodat daaraan het karakter van bedrijfsmiddel niet kan worden ontzegd;

dat derhalve belanghebbendes grief gegrond moet worden geoordeeld voor wat betreft de kisten doch niet met betrekking tot de flessen;';

Overwegende dat het Hof dienvolgens de beschikking van den Insp. heeft vernietigd en den aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f b;

Overwegende dat belanghebbende in haar beroepschrift in cassatie aanvoert - kort samengevat - dat haar ten onrechte geen investeringsaftrek is verleend wegens aanschaffingskosten van flessen, daar het Gerechtshof geen aandacht heeft besteed aan de stelling, dat de fabrikant van limonadegazeusedranken ook van de onder berusting van zijn afnemers zijnde flessen het economisch risico blijft dragen, en ten onrechte de flessen niet heeft aangemerkt als bedrijfsmiddel maar als handelsgoederen;

Overwegende dienaangaande:

dat het geschil dat aan 's Hofs oordeel werd onderworpen betrekking had op emballage, bestaande uit flessen die producten van belanghebbende bevatten en uit kisten waarin de flessen worden afgeleverd;

dat, naar het Hof heeft vastgesteld, zowel voor de flessen als voor de kisten, wanneer zij met de door belanghebbende gefabriceerde dranken worden afgeleverd, statiegeld wordt berekend en dat de gemiddelde tijd, gedurende welke deze emballage in gebruik is, kan worden gesteld op vijf jaar;

dat deze laatste vaststelling kennelijk betekent dat niet alleen de kisten welke het Hof tot de bedrijfsmiddelen van belanghebbende heeft gerekend, maar ook de flessen die naar 's Hofs oordeel daartoe niet behoren, gedurende gemiddeld vijf jaar in gebruik zijn in het bedrijf van belanghebbende;

dat het voor de beantwoording van de vraag of de flessen voor belanghebbende al dan niet bedrijfsmiddel zijn, hierop aankomt of deze flessen - niet stuk voor stuk, maar als een of meer partijen van gelijke voorwerpen - duurzaam voor de uitoefening van het bedrijf worden gebruikt dan wel als bestanddeel van den omzet worden verbruikt;

dat hiervoor niet beslissend is dat, zoals het Hof heeft aangenomen, naar verkeersopvatting als het verhandelde voorwerp moet worden beschouwd de fles met inhoud, dat voor de afnemers van belanghebbendes producten een verplichting tot het weder inleveren van flessen niet bestaat, dat voor hen het risico is van teloorgaan van flessen, wanneer zij deze onder zich hebben, en dat het terugnemen van ledige flessen vooral moet worden gezien als een dienstbetoon van belanghebbende jegens de afnemers teneinde hen in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze de waarde terug te ontvangen, welke de emballage nog voor belanghebbende heeft, nadat de inhoud daarvan is verbruikt, maar wel, dat belanghebbende door telkens ledige flessen die haar afnemers onder zich hebben van hen weder in ontvangst te nemen en het gestorte statiegeld terug te betalen gemiddeld gedurende vijf jaar de flessen in haar bedrijf blijft gebruiken en daarvan het commerciële risico niet op haar afnemers afwentelt doch blijft dragen, behalve voorzover het teruggeven van flessen en de daaraan verbonden aanspraak op terugbetaling van het statiegeld achterwege blijven;

dat op dezen grond de flessen in het bedrijf van belanghebbende niet zijn aan te merken als handelsgoederen, zoals het Hof heeft gemeend, maar als bedrijfsmiddel waarop artikel 8a van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 van toepassing is met dien verstande, dat voor de toepassing van lid 2 van deze bepaling mede moet worden gelet op de hoeveelheid flessen, die gemiddeld jaarlijks door afnemers niet aan belanghebbende wordt teruggegeven en dientengevolge als door belanghebbende tegen het alsdan aan haar verbeurde statiegeld vervreemd moet gelden;

dat de grief mitsdien gegrond is, de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en verwijzing moet volgen.

Vernietigt...

Verwijst...