Home

Hoge Raad, 27-09-1989, ZC4111, 26179

Hoge Raad, 27-09-1989, ZC4111, 26179

Inhoudsindicatie

Kapitaalsbelasting. Doelvermogen. Participanten brengen in het fonds een vermogen bijeen met de bedoeling het door de beheerder te doen beleggen.

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van het X-Fonds te Z tegen de - op 1 juli 1988 in afschrift aan partijen toegezonden - uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 1988 betreffende de ter zake van het bijeenbrengen van in aandelen verdeeld kapitaal van het Fonds over de maand mei 1983 geheven kapitaalsbelasting.

1. Op aangifte voldane belasting en bezwaar

Door belanghebbende is ter zake van de in het na te noemen arrest van de Hoge Raad van 23 december 1987, onder 2.2 vermelde, door de Inspecteur als het bijeenbrengen van kapitaal beschouwde handelingen een bedrag van f 14.598,96 aan kapitaalsbelasting op aangifte voldaan. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij uitspraak besloten ten aanzien van dit bedrag geen teruggaaf te verlenen.

2. Geding voor het Hof

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.

2.2. Het Hof heeft bij tussenbeslissing van 7 maart 1986 aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht uitspraak te doen over de vraag die is weergegeven in het na te noemen arrest van de Hoge Raad van 23 december 1987.

2.3. Tegen de uitspraak van het Hof van 7 maart 1986 heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij zijn arrest van 23 december 1987, nummer 24.564, gepubliceerd in BNB 1988/92, belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep.

2.4. Vervolgens heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij arrest van 12 november 1987, uitspraak doende op de door het Hof gestelde vraag, voor recht verklaard:

'Een samenwerking van personen, zonder rechtspersoonlijkheid, waarvan de leden kapitaal inbrengen in een afgescheiden vermogen met het oog op het behalen van winst, moet ingevolge artikel 3, lid 2, van richtlijn nr. 69/335 worden gelijkgesteld aan een kapitaalvennootschap, zonder dat ter zake nadere vereisten gelden. Krachtens dezelfde bepaling is de nationale wetgever evenwel bevoegd, een dergelijke samenwerking voor de heffing van het kapitaalrecht al dan niet als een kapitaalvennootschap te beschouwen.'

2.5. Bij zijn uitspraak van 31 mei 1988 heeft het Hof omtrent het geschil overwogen:

1. Op de gronden als vermeld onder 5.1 van de tussenbeslissing is het Hof van oordeel dat belanghebbende naar Nederlands recht kapitaalsbelasting is verschuldigd ter zake van het bijeenbrengen van in aandelen verdeeld kapitaal tegen afgifte van participaties.

2. Uit hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor recht heeft verklaard valt slechts de conclusie te trekken dat het bepaalde in de Richtlijn van 17 juli 1969 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, nr. 69/335, niet in de weg staat aan vorenbedoelde heffing naar Nederlands recht, aangezien een beleggingsfonds als belanghebbende moet worden aangemerkt als een samenwerking van personen waarvan de leden kapitaal inbrengen in een afgescheiden vermogen met het oog op het behalen van winst. Het beroep is derhalve niet gegrond.

2.6. Op voormelde gronden heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.

3. Geding in cassatie

4. Beoordeling van de middelen

5. Beslissing