Home

Hoge Raad, 18-12-1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8130 ZC4830, 27066

Hoge Raad, 18-12-1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8130 ZC4830, 27066

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 december 1991
Datum publicatie
8 april 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:1991:ZC4830
Zaaknummer
27066
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 september 1989 betreffende de haar voor het boekjaar 1 januari 1986 tot en met 30 april 1987 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het boekjaar 1 januari 1986 tot en met 30 april 1987 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 3.179.870, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft bevestigd.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. (De uitspraak van het Hof is opgenomen na het arrest; Red.)

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. (Het beroepschrift in cassatie is opgenomen na het arrest; Red.)

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

De Advocaat-Generaal Verburg heeft op 16 oktober 1990 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. in cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

Op 8 mei 1986 heeft belanghebbendes algemene vergadering van aandeelhouders een besluit tot wijziging van haar statuten genomen. Nadat de ministeriele verklaring van geen bezwaar was verkregen, werd de wijziging bij notariële akte van 9 september 1986 geëffectueerd.

Het statutaire boekjaar was voor de wijziging gelijk aan het kalenderjaar en ging daarna lopen van 1 mei tot en met 30 april.

De statuten, zoals deze bij notariële akte van 9 september 1986 zijn gewijzigd, spreken zich niet uit over de vraag of op enig tijdstip gedurende de periode 1 januari 1986 tot en met 30 april 1987 een nieuw boekjaar aanving.

Belanghebbende heeft over de periode 1 januari 1986 tot en met 30 april 1987 twee aangiftebiljetten ingediend. Het ene heeft betrekking op de periode 1 januari 1986 tot en met 30 april 1986, het andere op de periode 1 mei 1986 tot en met 30 april 1987.

De Inspecteur heeft een aanslag opgelegd over de periode 1 januari 1986 tot en met 30 april 1987.

3.2. Daargelaten of een wijziging van een statutair boekjaar met terugwerkende kracht rechtens geoorloofd is, heeft het Hof, nu - gelijk in zijn vaststellingen ligt besloten - in de gewijzigde statuten geen bepaling was opgenomen, waarmede aan de wijziging betreffende de aanvang van het boekjaar terugwerkende kracht was verleend, terecht geoordeeld dat het op 1 januari 1986 aangevangen boekjaar niet is geëindigd op 30 april 1986, maar op 30 april 1987.

3.3. Aan de juistheid van 's Hofs oordeel kan niet worden afgedaan door de omstandigheid dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 8 mei 1986 mede inhield dat het boekjaar dat is aangevangen op 1 januari 1986 is geëindigd op 30 april 1986, aangezien de eis van kenbaarheid voor derden van het statutair regime van een rechtspersoon aan aldus bepaalde terugwerkende kracht van een in de statuten aangebrachte wijziging in de weg staat.

3.4. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Beslissing