Home

Hoge Raad, 18-12-1991, ZC4848, 27532

Hoge Raad, 18-12-1991, ZC4848, 27532

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 december 1991
Datum publicatie
23 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:1991:ZC4848
Zaaknummer
27532
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 2, Art. 3.156 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Arbeidsovereenkomst fotomodel. Gezagsverhouding

Uitspraak

18 december 1991

nr. 27.532

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 juni 1989 betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof.

Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 1983 tot en met 31 december 1987 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van f 13.904,-- aan enkelvoudige belasting, welke aanslag na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 7.785,--.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd.De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

De Advocaat-Generaal Van Soest heeft op 6 maart 1991 geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van de klachten.

3.1. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende in opdracht foto's maakt voor reclamedoeleinden en daartoe gebruik maakt van beroeps- en amateurfotomodellen die soms incidenteel, soms vaker voor hem werken. Het model poseert in door de opdrachtgever van belanghebbende bepaalde kleding dan wel met door die opdrachtgever bepaalde attributen.

Tijdens het poseren geeft belanghebbende aanwijzingen aan de personen die als fotomodel optreden, welke opdrachten en instructies die personen vervolgens dienen uit te voeren.

3.2. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat tussen belanghebbende en een persoon die als fotomodel optrad een gezagsverhouding bestond. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat tussen belanghebbende en de bedoelde personen arbeidsovereenkomsten tot stand zijn gekomen omdat ook een recht op beloning en een plicht tot het verrichten van de overeengekomen arbeid voor de bedoelde personen bestond.

3.3. Het Hof heeft het bestaan van de gezagsverhouding tussen belanghebbende en de personen die als fotomodel fungeerden aangenomen op de enkele grond dat belanghebbende opdrachten en instructies aan de personen die als fotomodel optraden kon geven en dat die personen die opdrachten en instructies moesten opvolgen. Die enkele omstandigheid is echter onvoldoende voor de gevolgtrekking dat tussen belanghebbende en de bedoelde personen een gezagsverhouding bestond. De door het Hof vastgestelde feiten sluiten immers geenszins uit dat die opdrachten en instructies slechts een nadere bepaling waren van de verlangde prestaties, in welk geval zij ook kunnen zijn gegeven bij de uitvoering van opdrachten tot het verrichten van enkele diensten. Nu het

Hof niet ervan heeft blijk gegeven ook de andere omstandigheden waaronder de personen die als fotomodel optraden, hun werkzaamheden verrichten in zijn beoordeling te hebben betrokken, heeft het Hof zijn uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3.4. De klacht onder 1 is mitsdien gegrond, de klachten behoeven voor het overige geen behandeling meer. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, verwijzing moet volgen.

4. Beslissing.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest en gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie gestorte griffierecht ten bedrage van f 300,--, alsmede het door deze bij het Hof ter vervanging van de mondelinge uitspraak gestorte bedrag van f 150,--, derhalve in totaal f 450,--.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Mijnssen, Wildeboer, Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Vonk, in raadkamer van 18 december 1991.