Home

Hoge Raad, 19-02-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8336 ZC4890, 27662

Hoge Raad, 19-02-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8336 ZC4890, 27662

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 februari 1992
Datum publicatie
8 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1992:ZC4890
Zaaknummer
27662
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 16, 3.151 IB, 3:2 Awb

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 augustus 1990 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag en geding voor het Hof

Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting voor het jaar 1985 was aangeslagen naar een aanslag van nihil, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 99.268, zonder verhoging.

Belanghebbende is tegen die navorderingsaanslag in beroep gekomen bij het Hof, dat de navorderingsaanslag heeft gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van de middelen van cassatie

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

De berekening van belanghebbendes inkomen over het jaar 1980 leidde tot een verlies van f 728.762. Na verrekening met het inkomen van belanghebbende van het jaar 1981 resulteerde een verrekenbaar verlies ultimo 1981 van f 537.224.

Bij de saldering van de onverrekende verliezen met de inkomens van de jaren 1981 tot en met 1985 zijn achtereenvolgens de volgende fouten gemaakt.

Bij de aanslagregeling 1982 heeft de Inspecteur bij de invulling van het bedrag van het verlies ultimo 1981 twee cijfers verwisseld waardoor dit saldoverlies door hem gesteld is op f 573.224 in plaats van op f 537.224, dus f 36.000 te hoog. Vervolgens heeft de Inspecteur bij de aanslagregeling 1984 verzuimd het inkomen over 1982 ad f 344.858 in mindering op het verlies te brengen. Als gevolg van beide fouten is hij bij de aanslagregeling 1984 abusievelijk uitgegaan van een saldoverlies 1983 van f 501.371 in plaats van f 120.513, derhalve in totaal f 344.858 + f 36.000 = f 380.858 te hoog.

De genoemde fouten hebben geleid tot foutieve berekeningen van de verliezen ultimo 1981 tot en met ultimo 1985.

Kort voor of op 16 januari 1989 zijn ter Inspectie de gemaakte fouten ontdekt en is belanghebbende op de hoogte gesteld van het voornemen van de Inspecteur tot navorderen.

3.2. Middelen 1 en 2 keren zich tegen 's Hofs oordeel dat de uitzondering van artikel 16, lid 1, slotzin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Wet) niet van toepassing is omdat het belanghebbende op grond van de in 's Hofs uitspraak onder 6.3 genoemde stukken aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1985 niet kon berusten op een - zij het mogelijk onjuiste - vaststelling van zijn belastbare inkomen, doch moest berusten op een schrijf- of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing.

Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent het bepaalde in artikel 16, lid 1, van de Wet en is verweven met waarderingen van feitelijke aard, zodat het voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst. De middelen 1 en 2 falen derhalve.

3.3. Het Hof heeft, na te hebben overwogen dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden, geoordeeld dat de consequenties van bij de aanslagregeling gemaakte fouten uitputtend zijn geregeld in artikel 16 van de Wet, en dat voor toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel geen plaats is. Dit oordeel is juist, zodat ook middel 3 faalt.

4. Beslissing