Hoge Raad, 25-03-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8464 ZC4943, 28027
Hoge Raad, 25-03-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8464 ZC4943, 28027
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 maart 1992
- Datum publicatie
- 8 april 2013
- Zaaknummer
- 28027
- Relevante informatie
- 5.1 IB
Uitspraak
ARREST
Gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 december 1990 betreffende de hem voor het jaar 1981 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1981 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van hemzelf van f 375.060 en van zijn echtgenote ad f 5.396.
Van belanghebbendes belastbaar inkomen is f 187.805 belast op de voet van art. 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), onder vermindering van de belasting met investeringsbijdragen ad f 40.986. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
Het Hof heeft terecht geoordeeld dat voor de toepassing van art. 31, lid 6, van de Wet onder waarde in het economische verkeer moet worden verstaan de prijs welke bij aanbieding van de polis op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde daarvoor zou worden besteed en dat daarbij de prijs die bij aanbieding van de polis aan de desbetreffende verzekeringsmaatschappij door die maatschappij als afkoopsom van de verzekering zou zijn betaald, niet buiten aanmerking kan blijven. Hiervan uitgaande heeft het Hof terecht de waarde in het economische verkeer van de polis gesteld op ten minste de afkoopwaarde daarvan en niet op de lagere prijs die tussen belanghebbende en de koper van de polis was overeengekomen. De klacht faalt mitsdien.