Hoge Raad, 01-04-1992, ZC4952, 27709
Hoge Raad, 01-04-1992, ZC4952, 27709
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 april 1992
- Datum publicatie
- 8 april 2013
- Zaaknummer
- 27709
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, 27 OB
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 september 1990 betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juni 1981 tot en met 31 december 1981 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 13.390, zonder verhoging.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 10.650. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
Belanghebbende exploiteert een tuinbouwbedrijf en valt onder de landbouwregeling van artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
In 1981 heeft belanghebbende op gepachte grond een warenhuis gebouwd en in gebruik genomen; het pachtrecht was om niet verkregen; de pacht van de aan het warenhuis dienstbare grond over de periode van de bouw beliep een bedrag van f 281. Het in gebruik nemen van het warenhuis is aan te merken als een levering als bedoeld in artikel 3, lid 1, aanhef en letter h, van genoemde Wet.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat belanghebbende ter zake van de door hem ter beschikking gestelde grond enige waarde heeft opgeofferd, afgezien van de pacht ter zake van de aan het warenhuis dienstbare grond over de periode van de bouw. Het middel, dat tegen dit oordeel opkomt, faalt aangezien 's Hofs oordeel juist is.