Home

Hoge Raad, 08-07-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8518 ZC5037, 28262

Hoge Raad, 08-07-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8518 ZC5037, 28262

Gegevens

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 april 1991 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1989 opgelegde aanslag in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente Utrecht.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 wegens het genot krachtens zakelijk recht van het onroerend goed plaatselijk bekend als a-weg 1 te Z, een, te zamen met zes andere aanslagen op een aanslagbiljet verenigde aanslag in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente Utrecht opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 25.290.000, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling Gemeentebelastingen (hierna: het Hoofd) is gehandhaafd.

Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof.

Vervolgens heeft het Hoofd bij een ambtshalve genomen besluit van 23 november 1990 die aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een heffingsgrondslag van f 23.528.700. Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de aanslag gehandhaafd zoals deze door het Hoofd ambtshalve is verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het Hoofd heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klacht

3.1. Het Hof heeft op het voetspoor van partijen geoordeeld dat het, uit acht bouwlagen bestaande, pand a-weg 1 te Z met uitzondering van de zevende etage en de zevende etage van dat pand niet te zamen als een onroerend goed doch als twee afzonderlijke onroerende goederen in de zin van de Verordening moeten worden aangemerkt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

3.2. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat deze onroerende goederen ten onrechte te zamen in een aanslag zijn begrepen en dat die aanslag dus zou moeten worden vernietigd. Dit laatste heeft het Hof niet gedaan omdat naar zijn oordeel het Hoofd de aanslag reeds ambtshalve had verminderd tot een aanslag die betrekking heeft op een onroerend goed, te weten: het pand a-weg 1 met uitzondering van de zevende etage.

3.3. Het Hof gaat derhalve ervan uit dat het mogelijk is dat een aanslag die betrekking heeft op meer dan een onroerend goed voor de toepassing van de Verordening rechtsgeldig kan worden gewijzigd in een aanslag betrekking hebbend op een onroerend goed.

3.4. Deze opvatting is onjuist. Indien een aanslag betrekking heeft op meer dan een onroerend goed kan dat niet meer achteraf worden gewijzigd. Een zodanige aanslag dient te worden vernietigd, waarna - mits binnen de wettelijke termijn - alsnog voor de afzonderlijke onroerende goederen afzonderlijke aanslagen kunnen worden opgelegd.

3.5. De klacht onder 3 is mitsdien gegrond. De overige klachten behoeven geen behandeling meer.

4. Beslissing