Home

Hoge Raad, 02-12-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8322 ZC5185, 27590

Hoge Raad, 02-12-1992, ECLI:NL:HR:1992:BH8322 ZC5185, 27590

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 juli 1990 betreffende de hem voor het jaar 1986 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1986 opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 24.200, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.2. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het beroep in cassatie bestreden.

2.3. De Advocaat-Generaal Van Soest heeft op 2 juli 1991 geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft als vaststaand aangemerkt, dat de Inspecteur op 20 juli 1987 belanghebbendes aanslag in de inkomstenbelasting voor 1986 heeft geregeld en daarbij het belastbare inkomen conform de aangifte heeft vastgesteld op f 24.200, dat belanghebbende gedagtekend 23 juli 1987 een ′aanvullende aangifte′ heeft gedaan en heeft verzocht om bij het vaststellen van het belastbare inkomen nader rekening te houden met een bedrag van f 3.948 aan buitengewone lasten, dat ten tijde van de deponering van de ′aanvullende aangifte′ in de legger, drie weken na binnenkomst, de reeds geregelde aanslag niet meer ongedaan gemaakt kon worden, dat de aanslag is gedagtekend 31 oktober 1987, dat de Inspecteur de ′aanvullende aangifte′ heeft aangemerkt als bezwaarschrift en bij zijn bestreden uitspraak met dagtekening 8 maart 1988 de aanslag heeft gehandhaafd en dat belanghebbende tegen de aanslag verder geen bezwaarschrift heeft ingediend.

3.2. Hier doet zich het geval voor dat in verband met het tijdstip van ontvangst van een aanvulling op een aangifte die tot een lager belastingbedrag leidt, de aanslag is vastgesteld zonder dat met die aanvulling rekening is gehouden. Nu de Inspecteur naar aanleiding van de aanvulling op de aangifte niet van de aanslag, zoals deze was vastgesteld, wilde terugkomen en hij belanghebbende niet tijdig - onder vermelding van de mogelijkheid om bezwaar te maken - daarvan heeft verwittigd, bleef hem niet anders over, gelijk hij heeft gedaan, dan het doen van een uitspraak op bezwaarschrift en diende hij die uitspraak te doen als ware de aanvulling op de aangifte een bezwaarschrift.

3.3. 's Hofs oordeel dat de Inspecteur naar aanleiding van de na het regelen van de aanslag ontvangen aanvulling op de aangifte ten onrechte een uitspraak op bezwaarschrift heeft gedaan, is mitsdien onjuist.

3.4. De klachten treffen derhalve doel. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.

4. Beslissing