Home

Hoge Raad, 10-03-1993, ZC5285, 28017

Hoge Raad, 10-03-1993, ZC5285, 28017

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 februari 1991 betreffende de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X Corporation BV te Z voor het jaar 1984 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1984 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 93.720, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot nihil. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

De Advocaat-generaal Verburg heeft op 30 juni 1992 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

Belanghebbende hield zich sedert haar oprichting op 26 mei 1978 uitsluitend bezig met het verwerven en ontwikkelen of verkopen van onroerend goed in de Verenigde Staten van Amerika. Daartoe werd in 1979 grond aangekocht in de staat North Dakota voor dollar(s) 1 322 447. Ter financiering van die aankoop is belanghebbende in guldens luidende leningen aangegaan tot een bedrag van f 1 594 116. Alle activa en passiva van belanghebbende zijn toe te rekenen aan een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde vaste inrichting in de zin van artikel II, lid 1, letter i, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot belastingen van inkomsten en bepaalde andere belastingen, gesloten op 29 april 1948 te Washington (Trb. 1955, 124), nader gewijzigd en aangevuld bij het Verdrag van 20 december 1965 (Trb. 1966, 97), (hierna te zamen aangeduid als: het Verdrag).

In geschil is of het bij de winstberekening van de vaste inrichting in dollars tot uitdrukking komende positieve koersresultaat op de tot het vermogen van de vaste inrichting behorende hiervoor bedoelde guldensverplichtingen behoort tot de op grond van het Verdrag vrij te stellen winst uit buitenlandse onderneming.

3.2. Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat voor het onderhavige geval het bij de berekening van de winst van de buitenlandse vaste inrichting in dollars tot uiting komende koersresultaat op de tot het vermogen van de vaste inrichting behorende guldensverplichtingen dient te worden gerekend tot de winst uit buitenlandse onderneming, waarvoor vermindering van belasting ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend.

3.3. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de winst van belanghebbende vaste inrichting in de Verenigde Staten aldaar mag worden belast, en dat Nederland in verband daarmede, op grond van artikel XIX, lid 3, van het Verdrag, een vermindering van belasting verleent voor zover zulks in overeenstemming is met zijn nationale voorschriften dienaangaande. Deze buitenlandse winst dient niet hoger, maar ook niet lager te worden gesteld dan de winst, die in het buitenland tot uiting komt of kan komen, en die aldaar dus in beginsel in een naar de winst geheven belasting kan worden betrokken en ook zou worden betrokken in de veronderstelling, dat de buitenlandse fiscus met betrekking tot de belasting van de bedrijfswinst van voor hem buitenlandse belastingplichtigen zou handelen gelijk de Nederlandse fiscus volgens de hier te lande geldende voorschriften moet handelen met de bedrijfswinst van degenen die voor deze fiscus buitenlandse belastingplichtigen zijn, hetgeen medebrengt dat de winst van een buitenlands bedrijfsdeel in beginsel op de grondslag van de buitenlandse valuta zal moeten worden berekend.

Het vorenstaande brengt mede dat, nu de valutaresultaten op guldensverplichtingen die tot het vermogen van de vaste inrichting behoren, in de winst van de vaste inrichting, berekend op de grondslag van de valuta van het desbetreffende land, tot uitdrukking zullen komen, deze resultaten, na omrekening van de winst van het buitenlandse bedrijfsdeel uit de buitenlandse valuta in guldens, eveneens behoren tot de winst van de buitenlandse onderneming waarvoor Nederland vermindering van belasting ter voorkoming van dubbele belasting verleent.

Het middel faalt derhalve.

4. Beslissing