Hoge Raad, 08-09-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8771 ZC5431, 28849
Hoge Raad, 08-09-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8771 ZC5431, 28849
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 september 1993
- Datum publicatie
- 8 april 2013
- Zaaknummer
- 28849
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7, 4 OB, 7.1 OB, 7.2 OB
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 februari 1992 betreffende na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X Management-BV te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 september 1987 tot en met 31 december 1988 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 49 363, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag heeft vernietigd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
Belanghebbende maakte vanaf medio 1982, te zamen met de besloten vennootschap A Management BV, B Management BV, C Beheer BV, D BV, E BV en F BV, deel uit van een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Zij verrichtte vanaf haar oprichting tegen vergoeding managementactiviteiten voor de bedrijven van de vier laatstgenoemde vennootschappen. C Beheer BV had 100%-deelnemingen in de drie laatstgenoemde vennootschappen. De aandelen in C Beheer BV werden gehouden door belanghebbende en de twee andere management BV's. Enig aandeelhouder van belanghebbende is X.
In 1987 zijn de aandelen welke belanghebbende in C Beheer BV bezat, verkocht aan de G Group Plc. Aldus verviel de financiële verwevenheid en daarmee de fiscale eenheid. Belanghebbende meldde zich daarop per 1 september 1987 als ondernemer aan bij de Inspectie.
Vanaf 1 september 1987 verrichtte belanghebbende evenals in de jaren daarvoor tegen vergoeding managementactiviteiten voor de vier hiervóór bedoelde bedrijven. In november 1987 is tussen belanghebbende en C Beheer BV een overeenkomst gesloten, waarin is bepaald dat belanghebbende tevens als 'managing director' zal optreden voor de drie andere hiervóór bedoelde bedrijven.
Belanghebbende voldeed over de vergoeding die zij C Beheer BV voor haar werkzaamheden in rekening bracht, vanaf 1 september 1987 omzetbelasting. In geschil is of de Inspecteur terecht de door belanghebbende in haar aangiften in aftrek gebrachte omzetbelasting die haar door andere ondernemers ter zake van door hen aan belanghebbende verrichte leveringen en verleende diensten in rekening was gebracht, heeft nageheven.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende prestaties, niet zijnde leveringen van goederen, tegen vergoeding verricht en aldus diensten bewijst in de zin van artikel 4, lid 1, van de Wet en dat belanghebbende als ondernemer is aan te merken.
3.3. Het middel richt zich ten eerste tegen het oordeel van het Hof met de stelling dat de managementovereenkomst aldus moet worden uitgelegd, dat in feite een arbeidsovereenkomst tussen C Beheer BV en de directeur/grootaandeelhouder van belanghebbende, X, tot stand is gekomen, aan welke stelling de conclusie wordt verbonden dat belanghebbende uitsluitend ten behoeve van X functioneert en als zodanig niet in het economische verkeer optreedt, en stelt ten tweede dat het als 'X-Concern' te betitelen samenstel van vennootschappen, dat voorheen een fiscale eenheid vormde, als een eigen kring is aan te merken, aan welke stelling de conclusie wordt verbonden dat geen sprake is van prestaties in het economische verkeer verricht.
3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende aan een van haar te onderscheiden rechtspersoon prestaties heeft verricht en daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, op grond waarvan het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende aan C Beheer BV diensten heeft verricht. In dit oordeel ligt, mede gezien 's Hofs vaststelling dat tussen partijen niet in geschil was dat belanghebbende een bedrijf uitoefent, besloten dat de onderwerpelijke prestaties in het economische verkeer zijn verricht. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk.
3.5. Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.