Hoge Raad, 08-09-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8772 ZC5432, 28871
Hoge Raad, 08-09-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8772 ZC5432, 28871
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 september 1993
- Datum publicatie
- 8 april 2013
- Zaaknummer
- 28871
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 25 maart 1992 betreffende de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV te Z voor het jaar 1986 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1986 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 222.132, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van f 191.220. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
Belanghebbendes bedrijfsactiviteiten omvatten, naast het dealerschap van een tweetal automerken, de exploitatie van een garagebedrijf, de handel in onderdelen, accessoires en gebruikte auto's, alsmede de leasing van auto's. Per balansdatum liepen er 12 leasecontracten, met een looptijd van 3 jaren.
In cassatie is aan de orde de vraag of goed koopmansgebruik toelaat dat belanghebbende bij de berekening van haar jaarlijkse winst het met een leasecontract behaalde resultaat stelt op een evenredig deel van de voor de gehele looptijd van dat contract gecalculeerde winst, en het verschil tussen het werkelijke en het gecalculeerde resultaat rekent tot de winst van het jaar waarin het contract afloopt.
3.2. Het middel keert zich tegen 's Hofs oordeel dat het in overeenstemming is met goed koopmansgebruik de volgens de voorcalculatie met een bepaald leasecontract te behalen winst gelijkmatig toe te rekenen aan de periode waarin het contract loopt, welk resultaat kan worden bereikt door gedurende het eerste deel van de looptijd van het contract, waarin nog relatief weinig onderhouds- en reparatiewerkzaamheden behoeven te worden verricht, een deel van de ontvangen leasetermijnen als vooruitontvangen omzet te passiveren. Het middel betoogt dat de leasetermijnen als tegenprestatie van de tezelfdertijd geleverde prestaties worden ontvangen, zodat van vooruitontvangen bedragen geen sprake is, en dat verder ook geen feiten en omstandigheden zijn gebleken, die passivering van enig bedrag rechtvaardigen.
3.3. Het middel wordt terecht voorgesteld. Goed koopmansgebruik gebiedt immers dat de opbrengsten van een in het kader van een onderneming verrichte levering of dienst tot uitdrukking worden gebracht uiterlijk op het tijdstip waarop de levering of de dienst ten uitvoer is gebracht. Met betrekking tot de vergoeding voor het leasen van een auto brengt dit mee dat deze vergoeding wordt genoten naar gelang van het tijdsverloop van het leasecontract. De uit een zodanig contract voortvloeiende kosten dienen in aanmerking te worden genomen in het jaar waarin zij worden gemaakt.
Anders dan het Hof heeft geoordeeld staat goed koopmansgebruik niet toe dat de volgens een voorcalculatie te behalen winst gelijkmatig wordt toegerekend aan de periode waarin het contract loopt. 's Hofs uitspraak kan mitsdien niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.