Home

Hoge Raad, 06-10-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8752 ZC5472, 28752

Hoge Raad, 06-10-1993, ECLI:NL:HR:1993:BH8752 ZC5472, 28752

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z en het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 januari 1992 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1977 tot en met 31 december 1980 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 255.739 aan enkelvoudige belasting en f 63.934 aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen.

Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de naheffingsaanslag heeft verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 47.572, zonder verhoging.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie van de Staatssecretaris is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende hebben bij vertoogschrift geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de wederpartij op grond van onderscheidenlijk overschrijding van de termijn voor betaling van het griffierecht en overschrijding van de termijn voor indiening van het beroepschrift in cassatie.

De Advocaat-Generaal Van den Berge heeft op 18 februari 1993 geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof voor nader onderzoek van het door belanghebbende aangevoerde subsidiaire verweer.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende

Het ter zake van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht is ontvangen op 21 juli 1992, dat is na afloop van de termijn van 2 maanden, vermeld in artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 augustus 1992 in de gelegenheid gesteld nochtans aan te tonen dat het recht is gestort zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 10 augustus 1992 vermeldt, is daartoe onvoldoende.

Belanghebbende dient derhalve in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de Staatssecretaris

5. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van de door de Staatssecretaris voorgestelde middelen van cassatie en ambtshalve

6. Beslissing