Hoge Raad, 23-02-1994, ZC5590, 28837
Hoge Raad, 23-02-1994, ZC5590, 28837
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 februari 1994
- Datum publicatie
- 8 april 2013
- Zaaknummer
- 28837
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 273, 1 WOZ, 16 WOZ, 18 WOZ, 2.1e UitvR UO WOZ
Uitspraak
ARREST
Gewezen op het beroep in cassatie van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Vlissingen tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 januari 1992 betreffende na te melden aan X, statutair gevestigd te Z, voor het jaar 1990 opgelegde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen van de gemeente Vlissingen.
1. Aanslagen en bezwaar
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1990 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend a-straat 1, te Q, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 2.700.000, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de sectie Financiën van de sector Middelen van de gemeente Vlissingen zijn gehandhaafd.
2. Verordening
In de Gemeente Vlissingen geldt een Verordening onroerendgoedbelastingen van de gemeente Vlissingen, waarvan de voor het onderhavige jaar van belang zijnde bepalingen luiden als volgt:
Art. 2. Belastingobject.
Deze verordening verstaat onder:
1. Een onroerend goed dan wel het onroerende goed:
a. een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden - daaronder begrepen de ondergrond van dat eigendom en die aanhorigheden - en met zijn ongebouwde aanhorigheden;
b. een ongebouwd eigendom, niet zijnde de ondergrond of een aanhorigheid van een gebouwd eigendom, met zijn gebouwde aanhorigheden - daaronder begrepen de ondergrond van die aanhorigheden - en met zijn ongebouwde aanhorigheden;
c. indien gedeelten van de onder a of b bedoelde eigendommen - andere dan de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in art. 2, tweede lid, letter b van het Besluit gemeentelijke onroerendgoedbelastingen - blijkens hun indeling zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt: elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, die als zodanig gebruikte gedeelten als één onroerend goed worden aangemerkt;
d. indien twee of meer van de onder a, b of c bedoelde eigendommen of gedeelten van zodanige eigendommen bij eenzelfde belastingplichtige in gebruik zijn en naar maatschappelijke opvatting bij elkaar horen: een zodanig samenstel;
e. indien een gedeelte van een onroerend goed als bedoeld onder a tot en met d buiten de gemeente is gelegen:
het binnen de gemeente gelegen gedeelte;
2. Aanhorigheden: gebouwde en ongebouwde eigendommen of gedeelten van zodanige eigendommen behorende bij en in gebruik zijnde met een gebouwd eigendom, een ongebouwd eigendom of een gedeelte van een zodanig eigendom, voor zover die eerstbedoelde eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat gebouwde eigendom, dat ongebouwde eigendom of dat gedeelte;
Art. 3.
1. De grondslag van de belastingen is de waarde in het economische verkeer van het onroerende goed.
2. Enzovoorts.
6. Bij de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden blijft buiten aanmerking de waarde van tot het onroerende goed behorende, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
7. Enzovoorts
3. Geding voor het hof
Belanghebbende is van de uitspraak van Burgemeester en Wethouders in beroep gekomen bij het hof, dat de uitspraak heeft vernietigd en de aanslagen heeft verminderd tot aanslagen naar een heffingsgrondslag van f 320.000. De uitspraak van het hof is aan dit arrest gehecht.