Home

Hoge Raad, 23-03-1994, ECLI:NL:HR:1994:BI4826 ZC5636, 29691

Hoge Raad, 23-03-1994, ECLI:NL:HR:1994:BI4826 ZC5636, 29691

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 mei 1993 betreffende na te melden beschikking inzake teruggaaf van omzetbelasting. 

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Belanghebbendes verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 april 1992 tot en met 30 juni 1992 is door de Inspecteur bij beschikking van 30 juli 1992 ingewilligd voor een bedrag, groot f 268.628, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. 

3. Beoordeling van het middel van cassatie

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

3.1.1. Belanghebbende vormt voor de heffing van de omzetbelasting een fiscale eenheid met A BV, welke vennootschap het verzekeringsbedrijf uitoefent. Naast vrijgestelde prestaties (omzet in 1991/92: f 3.519.000) verrichtte A BV in het boekjaar 1991/92 een interne levering als bedoeld in artikel 3, lid 1, letter h, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in de vorm van de ingebruikneming van een in opdracht vervaardigd (zelfstandig deel van een) bedrijfspand. De vergoeding ter zake van de interne levering van het pand kan worden gesteld op f 1.636.000.

3.1.2. Belanghebbende heeft naast de verleende teruggaaf ten bedrage van f 268 628 aanspraak gemaakt op teruggaaf van 31,7%, namelijk 1.636.000 / (3 519.000 + 1.636.000), van de volgens haar berekening op het pand en op een aantal andere goederen en diensten drukkende voorbelasting tot een bedrag van f 183.233. De aan het verzoek om teruggaaf gehechte specificatie vermeldt hiertoe met betrekking tot het pand een bedrag groot (31,7% van f 299 804) f 95.037, en met betrekking tot overige gebouwen, computers, kantoorinventaris, overige inventaris, kantoormachines, inventaris nieuwbouw en algemene kosten een bedrag van (totaal) f 88.196.

3.1.3. A BV gebruikt (in de zin van het spraakgebruik) het pand, sedert de ingebruikneming, uitsluitend ten behoeve van vrijgestelde prestaties. Ook de overige in de specificatie bij het verzoek om teruggaaf genoemde goederen en diensten zijn uitsluitend dienstbaar (naar het spraakgebruik) aan vrijgestelde prestaties van belanghebbende.

3.1.4. Van de belasting die ter zake van de stichting van het pand door derden aan belanghebbende in rekening is gebracht, heeft de Inspecteur volledige teruggaaf verleend. Geen teruggaaf is verleend van het hierboven omschreven bedrag van f 183.233.

3.2.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat belanghebbende een belaste interne levering van het pand heeft verricht, niet afdoet aan de vaststelling dat het pand uitsluitend wordt gebezigd ten behoeve van vrijgestelde prestaties, zodat de (nog) op het pand drukkende voorbelasting, die is geheven ter zake van de interne levering, in het geheel niet in aanmerking komt voor aftrek (artikel 11, lid 1, aanhef en letter a, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de Beschikking)).

Het Hof heeft voorts op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde aannemelijk geacht dat de overige door belanghebbende genoemde goederen en diensten eveneens uitsluitend worden gebezigd ten behoeve van vrijgestelde prestaties.

3.2.2. Het tegen deze oordelen gerichte middel strekt ten betoge dat belanghebbende door het verrichten van de interne levering naast de vrijgestelde prestaties (de verzekeringsactiviteiten) belastbare prestaties (de interne levering) heeft verricht, zodat zij krachtens artikel 15 van de Wet en artikel 11 e.v. van de Beschikking aanspraak heeft op aftrek van voorbelasting.

3.2.3. Het middel gaat terecht ervan uit dat het verrichten van de interne levering aanspraak geeft op aftrek van voorbelasting. De Inspecteur heeft dan ook, naar vaststaat, aftrek verleend van de belasting die ter zake van de stichting van het pand door derden aan belanghebbende in rekening is gebracht.

Het Hof heeft vastgesteld dat het pand uitsluitend wordt gebezigd ten behoeve van vrijgestelde prestaties. Die vaststelling is niet in strijd met het feit dat belanghebbende door het in gebruik nemen van het pand een belaste levering verrichtte. Het gebruik van het pand uitsluitend voor vrijgestelde prestaties leidt ertoe, zoals het Hof terecht heeft geoordeeld, dat ingevolge artikel 11, lid 1, aanhef en letter a, van de Beschikking de voorbelasting, waaronder in dit geval is te verstaan de ingevolge artikel 3, lid 1, letter h, van de Wet verschuldigde belasting, niet voor aftrek in aanmerking komt. Voor zover het middel is gericht tegen 's Hofs laatstvermeld oordeel faalt het derhalve. Voor dat geval worden, naar uit het middel dient te worden afgeleid, de overige oordelen van het Hof niet bestreden, zodat het middel niet tot cassatie kan leiden. 

4. Proceskosten

5. Beslissing