Home

Hoge Raad, 04-09-1996, ECLI:NL:HR:1996:BI5650 AA1700, 31077

Hoge Raad, 04-09-1996, ECLI:NL:HR:1996:BI5650 AA1700, 31077

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 september 1996
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1996:AA1700
Zaaknummer
31077
Relevante informatie
Art. 3.25 Wet IB 2001, Art. 9 Wet VPB 1969

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 februari 1995 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag in de inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelastingpremie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 159.680,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van de middelen van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Belanghebbende exploiteert een boekhandel en drukkerij. De conceptjaarrekening over 1991 was medio januari 1993 gereed. Belanghebbendes aangifte over het jaar 1991 is op 29 januari 1993 aan de belastingdienst verzonden. Op 4 februari 1993 werd de definitieve jaarrekening 1991 vastgesteld, waarbij als enige afwijking van de conceptjaarrekening aan belanghebbendes drie zonen, die bij hem in dienst waren, ten laste van de winst van het jaar 1991 een tantième werd toegekend van in totaal ƒ 60.000,--. Op 1 maart 1993 is de gecorrigeerde aangifte 1991, aangepast aan de toekenning van de tantièmes, bij de belastingdienst ontvangen. Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de Inspecteur het belastbare inkomen met ƒ 60.000,-- verhoogd en als gevolg van deze correctie de meewerkaftrek verhoogd met ƒ 2.400,--.

3.2. Voor het Hof was tussen partijen in geschil of het bedrag van de toegekende tantièmes ten laste van de winst van 1991 kan worden gebracht, dan wel dat zulks niet eerder kan dan ten laste van de winst van 1993. 3.3. Het Hof heeft overwogen: dat de in het jaar 1993 vastgestelde tantièmes niet ten laste van de winst over het jaar 1991 kunnen worden gebracht; dat tantièmes weliswaar eerst na afloop van het boekjaar bij vaststelling van de winst en de winstverdeling kunnen worden bepaald, maar dat het in strijd zou zijn met goed koopmansgebruik wanneer een winstuitkering, die niet op grond van een uiterlijk bij het einde van het boekjaar gedane toezegging verschuldigd is geworden, toch bij de berekening van de winst over dat boekjaar in aanmerking zou worden genomen; dat, nu vaststaat dat de winstuitkering eerst op 4 februari 1993 is toegezegd, het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. De middelen richten zich tegen deze oordelen.

3.4. Het Hof heeft als vaststaande aangenomen dat de onderhavige tantièmes werden toegekend bij de vaststelling van de definitieve jaarrekening over het jaar 1991. Hieruit volgt dat - nu tussen partijen niet in geschil was dat de tantièmes betrekking hadden op werkzaamheden verricht in het jaar 1991 - belanghebbende niet handelde in strijd met goed koopmansgebruik door die tantièmes ten laste van de winst van dat jaar te brengen. De middelen zijn derhalve gegrond. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven; de Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.

4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met het geding in cassatie en het geding voor het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.

5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 102.080,--, gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 300,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van ƒ 75,--, derhalve in totaal ƒ 375,--, veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, veroordeelt voorts de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst aan de Staat als de rechtspersoon die de bij het Hof gemaakte kosten moet vergoeden.

Dit arrest is op 4 september 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, De Moor en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.