Home

Hoge Raad, 07-05-1997, ECLI:NL:HR:1997:BI5845 AA2075, 31920

Hoge Raad, 07-05-1997, ECLI:NL:HR:1997:BI5845 AA2075, 31920

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 mei 1997
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1997:AA2075
Zaaknummer
31920
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229 (oud), Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 277 (oud), Art. 229 Gemeentewet

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 september 1995 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in grafonderhoudsrechten van het stadsdeel B van de gemeente Amsterdam.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in grafonderhoudsrechten van het stadsdeel B van de gemeente Amsterdam (hierna: het stadsdeel) opgelegd ten bedrage van ƒ 125,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel (hierna: het Dagelijks Bestuur) is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van het Dagelijks Bestuur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het dagelijks bestuur heeft een vertoogschrift ingediend.

3. De Verordening In het stadsdeel gold in het onderhavige jaar de Heffingsverordening A 1994 (hierna: de Verordening) met de daarbij behorende Tabel 1994 (hierna: de Tabel). De bepalingen van de Verordening - voor zover hier van belang - luiden:

Begripsomschrijvingen: artikel 1 In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

Algemeen graf een graf of grafkelder, waarin zonder enige beperkende invloed door bloed- of aanverwant- schap, culturele of religieuze overtuiging of enig belang anderszins, door de Gemeente als rechthebbende gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken en deze begraven te houden voor de duur van de in de Wet op de Lijk- bezorging gestelde termijn van tien jaren.

Eigen graf een graf of grafkelder, waarvoor aan een rechthebbendepersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot: - het doen begraven en begraven te houden - het doen plaatsen en geplaatst houden van urnen - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen - het (doen) verstrooien van as.

Aard van de rechten; belastbare feiten: artikel 2 Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en het crematorium A en de Algemene begraafplaats C alsmede voor het in verband daarmee door of vanwege de gemeente verlenen van diensten.

Heffingsmaatstaf/tarieven: artikel 5 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven volgens de bij deze verordening behorende tabel met inachtneming van de daarbij behorende bijzondere bepalingen.

De bepalingen van de Tabel - voor zover hier van belang - luiden:

4. onderhoud 4.1. onderhoud eigen graven 4.2. vooruitbetaald onderhoud eigen graven 4.3. onderhoud gedenktekens op algemene graven, urnengraven, urnennissen, verstrooiplaatsen of gedenkplaatsen

4.1. onderhoud 4.1.1. algemeen onderhoud bijdrage in de kosten van onderhoud van paden, wegen, groenopstanden, waterpartijen (de zgn. infrastructuur) en de direkte omgeving van de desbetreffende grafvakken 4.1.1.a. algemeen onderhoud eigen graven (per jaar) ... categorie AA-graven ƒ 125,-- 4.1.1.b. algemeen onderhoud algemene graven (voor 10 jaar) ƒ 110,--.

4. Beoordeling van de klachten 4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. In 1986 is de echtgenoot van belanghebbende begraven op de begraafplaats A. Op deze begraafplaats wordt een onderscheid gemaakt in algemene en eigen graven. In de algemene graven zijn vier, doorgaans niet verwante, overledenen begraven, terwijl in een eigen graf slechts drie, doorgaans verwante overledenen worden begraven. Tot 1994 bedroeg het tarief ter zake van algemeen onderhoud voor een eigen graf ƒ 50,- per jaar. Het stadsdeel heeft in de eigen graven een onderscheid aangebracht in A- AA- en AAA- graven. De A is een waarderingsfactor voor de ligging, waarbij AAA de hoogste waardering is. Het stadsdeel heeft per 1 januari 1994 de tarieven ter zake van het algemeen onderhoud voor zowel de algemene als de eigen graven verhoogd. Voor een algemeen graf wordt ter zake van algemeen onderhoud per 10 jaar een bedrag van ƒ 110,-- per overledene in rekening gebracht. Met betrekking tot de eigen graven dient per jaar voor een A-graf ƒ 85,--, voor een AA- graf ƒ 125,-- en voor een AAA-graf ƒ 140,-- te worden betaald ter zake van het algemeen onderhoud, ongeacht het aantal overledenen dat in een eigen graf begraven is. Onder algemeen onderhoud valt het onderhoud van paden, wegen, groenopstanden, waterpartijen en de directe omgeving van de desbetreffende grafvakken. De echtgenoot van belanghebbende is begraven in een AA- graf. 4.2. Belanghebbende herhaalt in cassatie haar voor het Hof gehouden betoog dat de verhoging van het tarief voor algemeen onderhoud van ƒ 50,-- naar ƒ 125,-- per jaar onredelijk is, nu een dergelijke verhoging in 1986 niet was te voorzien en het grafrecht een langdurige rechtsbetrekking tussen het stadsdeel en de rechthebbende op het graf betreft, welke die rechthebbende in feite niet tussentijds kan beindigen. Dit betoog komt erop neer dat met de wijziging van de Verordening in strijd is gehandeld met algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel. 4.3. Dienaangaande moet worden vooropgesteld dat, zoals het Hof met juistheid heeft geoordeeld, de hoogte van het tarief op zichzelf niet ter beoordeling aan de rechter staat. De rechter beoordeelt in dit verband slechts of de opbrengst van het voor algemeen onderhoud geheven grafrecht niet uitgaat boven de ter zake gemaakte kosten, en niet strekt tot vergoeding van andere voorzieningen dan het algemene onderhoud. Het oordeel van het Hof dat het tarief aan deze eisen voldoet wordt in cassatie niet bestreden. 4.4. In het oordeel van het Hof ligt voorts besloten dat de tariefsverhoging niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Het middel bestrijdt dat oordeel, maar tevergeefs. De enkele omstandigheid dat in een duurzame rechtsbetrekking, die door de rechthebbende feitelijk niet kan worden beëindigd, een tariefsverhoging wordt doorgevoerd is onvoldoende om die conclusie te dragen, omdat behoudens hier niet gebleken bijzondere omstandigheden de verwachting dat tarieven als deze ongewijzigd zullen blijven niet gerechtvaardigd is. Voor het overige heeft belanghebbende blijkens de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding geen argumenten aangevoerd die haar betoog ondersteunen. In zoverre falen de klachten. 4.5. Belanghebbende klaagt voorts over de wijze waarop het Hof haar beroep op het algemene rechtsbeginsel dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld, heeft verworpen. Zij betoogt dat het Hof niet of onjuist heeft geantwoord op haar stelling dat van de kosten van het algemene onderhoud een onevenredig groot deel is toegerekend aan de eigen graven. Deze klacht is gegrond. Het karakter van de onderhavige retributie laat een differentiatie in het tarief voor het algemene onderhoud van de begraafplaats slechts toe indien die differentiatie zich richt naar het genot dat een rechthebbende tot een graf heeft van dit onderhoud. Van een verschil in genot kan bij voorbeeld sprake zijn indien - zoals in dit geval door het stadsdeel in cassatie is aangevoerd - de infrastructuur van de begraafplaats rondom de eigen graven veel uitgebreider is dan de infrastructuur rondom de algemene graven. Het Hof heeft omtrent het verschil in tarief slechts geoordeeld dat het stadsdeel voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt op grond waarvan het niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Dit oordeel geeft onvoldoende inzicht in 's Hofs gedachtegang. Uit het door het Hof vastgestelde, onder 3.1 vermelde, verschil tussen algemene graven en eigen graven, kan een verschil in het genot dat rechthebbenden op deze onderscheiden graven hebben van het algemene onderhoud immers niet worden afgeleid. De uitspraak kan niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.

5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. Beslissing De Hoge Raad - vernietigt de uitspraak van het Hof, - verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest en - gelast dat door het stadsdeel B aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht van ƒ 75,--.

Dit arrest is op 7 mei 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Door de Griffier van de Hoge Raad zal aan belanghebbende worden terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van ƒ 150,-- verminderd met het in cassatie verschuldigde griffierecht van ƒ 75,--, per saldo derhalve ƒ 75,--.