Home

Hoge Raad, 09-05-2000, AA5777, 01483/00/B

Hoge Raad, 09-05-2000, AA5777, 01483/00/B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 mei 2000
Datum publicatie
16 augustus 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA5777
Formele relaties
Zaaknummer
01483/00/B

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

9 mei 2000

Strafkamer

nr. 01483/00/B

Hoge Raad der Nederlanden

Beslissing

naar aanleiding van een

verzoek om wraking van

alle leden van de Hoge Raad

in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te

[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden einduitspraak in de hoofd-zaak

Het Hof heeft in hoger beroep bij arrest van 14 oktober 1998 - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 maart 1997, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van "opzettelijk een bij de belasting-wet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, ter-wijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van twintigduizend gulden, subsidiair éénhonderdtwintig dagen hechtenis.

2. Geding in cassatie in de hoofdzaak

Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte.

De Advocaat-Generaal Fokkens heeft op 18 januari 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Het verzoek om wraking

Bij geschriften die op 18 en 21 februari 2000 ter griffie van de Hoge Raad zijn ingekomen heeft de verdachte een verzoek om wraking gedaan van mrs Bleichrodt, Balkema en Van Dorst c.s. In een aantal nadien ingekomen geschriften heeft de verdachte zijn verzoek nader toegelicht en verzocht een aantal met name genoemde getuigen te horen.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft op 14 maart 2000 geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

Het verzoek om wraking is behandeld door de onderhavige meervoudige kamer ter openbare terechtzitting van 28 maart 2000. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht.

4. Beoordeling van het verzoek om wraking

4.1. Ter terechtzitting van 28 maart 2000 heeft de verdachte verklaard dat hij met de toevoeging "c.s." heeft bedoeld tot uiting te brengen dat hij alle leden van de Hoge Raad wenst te wraken. De Hoge Raad verstaat het verzoek aldus dat het betrekking heeft op het cassatiebe-roep doch niet op het onderhavige wrakingsverzoek.

4.2. Als gronden voor de wraking heeft de verdachte aangevoerd dat de leden van de Hoge Raad de voor de beoordeling van zijn cassatieberoep benodigde onpartijdigheid missen alsmede dat de Hoge Raad als instituut - gelet op de hem bij de wet toebedeelde taak - niet over de feiten kan oordelen.

4.3. Ingevolge art. 512 Sv kunnen alleen de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt. Aangezien mrs Bleichrodt, Balkema en Van Dorst zijn belast met de behandeling van het door de verdachte ingestelde cassatieberoep, is het verzoek om wraking niet-ontvankelijk voorzover dit betrekking heeft op andere dan de drie hiervoor met name genoemde leden van de Hoge Raad.

4.4. De gronden die de verdachte aan het verzoek om wraking van mrs Bleichrodt, Balkema en Van Dorst ten grondslag heeft gelegd bestaan uit een aantal niet nader onderbouwde stellingen. Door hem zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou kun-nen worden afgeleid dat de rechterlijke onpartijdig-heid van de drie voornoemde leden van de Hoge Raad schade zou kunnen lijden als bedoeld in art. 512 Sv. De Hoge Raad ziet dan ook geen aanleiding de door de verdachte genoemde getuigen te horen. Uit het voorafgaande volgt dat het verzoek om wraking van de genoemde leden van de Hoge Raad ongegrond is.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

wijst af het verzoek om wraking voorzover dit betrek-king heeft op mrs Bleichrodt, Balkema en Van Dorst;

Verklaart het verzoek om wraking voor het overi-ge niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door de raadsheer G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter, en de raadsheren H.A.M. Aaftink en A.M.J. van Buchem-Spapens, in bijzijn van de waarnemend-griffier M.H.L.C. Bijvoet, en uitgesproken op 9 mei 2000.