Hoge Raad, 21-02-2001, AB0158, 35639
Hoge Raad, 21-02-2001, AB0158, 35639
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 februari 2001
- Datum publicatie
- 16 augustus 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AB0158
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AB0158
- Zaaknummer
- 35639
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 35639
21 februari 2001
JMH
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X N.V., gevestigd te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 augustus 1999, nr. BK-97/01628, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het boekjaar 1991/1992 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 3.089.464.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de aanslag heeft gehandhaafd zoals deze door de Inspecteur bij ambtshalve vermindering nader is vastgesteld op een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 3.067.834. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft zowel een verweerschrift ingediend, als bij afzonderlijk geschrift voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld, welk geschrift aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend en de Staatssecretaris een conclusie van dupliek.
De Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout heeft op 14 juli 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het door belanghebbende voorgestelde middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat enkel de waarde van de aan de werknemers toegekende rechten ten tijde van de optieverlening bij de fiscale winstbepaling in aanmerking kan worden genomen, en dat waardemutaties van de rechten na die datum geen invloed hebben op de fiscale winst. Dat oordeel is juist. De houder van een optie op aandelen in de vennootschap die het optierecht heeft verleend, of, zoals in casu, in een met deze in een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verbonden lichaam staat tot die vennootschap of dat verbonden lichaam in een rechtsbetrekking die zodanig overeenkomt met die van aandeelhouder dat alle transacties tussen hem en die vennootschap of dat verbonden lichaam op gelijke voet als geldt voor de aandeelhouder buiten de winstsfeer worden afgewikkeld. Het waardeverloop van een optie heeft in zo’n geval derhalve geen invloed op het fiscale resultaat. Ook het resultaat op aandelen die zouden zijn ingekocht om aan de optieverplichting te voldoen, raakt de winstsfeer niet, aangezien die aandelen dan als ingetrokken dienen te worden beschouwd. Het middel faalt.
3.2. Nu het cassatiemiddel van belanghebbende niet slaagt, is de voorwaarde waaronder het incidentele cassatieberoep van de Staatssecretaris is ingesteld, niet vervuld. Dat beroep behoeft derhalve geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier W.G. Heesakkers-Kamerbeek, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2001.