Hoge Raad, 25-10-2002, AD8499, 36638
Hoge Raad, 25-10-2002, AD8499, 36638
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2002
- Datum publicatie
- 25 oktober 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AD8499
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AD8499
- Zaaknummer
- 36638
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.638
25 oktober 2002
AF
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse (hierna: het college) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 september 2000, nr. BK-98/03583, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in het rioolrecht van de gemeente Spijkenisse.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak a-straat te Z een aanslag in het rioolrecht van de gemeente Spijkenisse opgelegd ten bedrage van ƒ 107, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen en heffingen van de gemeente Spijkenisse (hierna: het hoofd) is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van het hoofd, alsmede de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het college heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink heeft op 19 december 2001 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof voorzover daarbij de uitspraak van het hoofd en de aanslag zijn vernietigd, en tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak van het hoofd.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Van belanghebbende is in het onderhavige jaar (1995) op grond van de Verordening rioolrechten 1995 van de gemeente Spijkenisse (hierna: de Verordening) een rioolaansluitingsrecht geheven naar het tarief van artikel 5 van de Verordening, welk artikel na wijziging bij besluit van de raad van die gemeente van 9 november 1994 aldus luidde:
"Het rioolrecht, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor eigendommen met een oppervlakte van:
- minder dan 200 vierkante meters ƒ 107,--;
- 200 vierkante meters of meer, doch minder dan 1.000 vierkante meters ƒ 107,-- vermeerderd met ƒ 95,80 voor elke 100 vierkante meters of gedeelte daarvan boven 199 vierkante meters;
- 1.000 vierkante meters of meer, doch minder dan 2.000 vierkante meters ƒ 873,48 vermeerderd met ƒ 84,05 voor elke 100 vierkante meters of gedeelte daarvan boven 999 vierkante meters;
- 2.000 vierkante meters of meer ƒ 1.713,98 vermeerderd met ƒ 39,03 voor elke 100 vierkante meters of gedeelte daarvan boven 1.999 vierkante meters."
3.2. Het Hof heeft aan het bepaalde in artikel 5 van de Verordening verbindende kracht ontzegd. Het heeft daartoe, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 1994, nr. 28738, BNB 1994/139, redengevend geoordeeld - kort samengevat - dat de differentiatie in het tarief naar oppervlakte niet overeenkomt met verschillen in de gebruiksmogelijkheden van eigendommen als gevolg van de aansluiting op de gemeentelijke riolering. Hiertegen keren zich de klachten.
3.3. Op grond van de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de in de onderdelen 8.2 en 9.2 van de bijlage bij de conclusie van de Advocaat-Generaal weergegeven wetsgeschiedenis, moet worden aangenomen dat het karakter van een rioolaansluitingsrecht zoals dat op grond van artikel 229, lid 1, aanhef en letter a, van de Gemeentewet mag worden geheven, zich niet verzet tegen een differentiatie van het tarief anders dan naar de grootte van het voordeel gelegen in de vergroting van de gebruiksmogelijkheden van een eigendom als gevolg van de aansluiting op de gemeentelijke riolering. De klachten zijn in zoverre gegrond en behoeven voor het overige geen behandeling.
3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Van een verboden differentiatie naar het inkomen, de winst of het vermogen als bedoeld in artikel 219, lid 2, van de Gemeentewet is hier geen sprake. Uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt niet dat feiten of omstandigheden zijn vastgesteld of aangevoerd, waaraan de gevolgtrekking kan worden verbonden dat de wijze waarop de gemeente gebruik heeft gemaakt van de vrijheid het tarief van het rioolrecht te differentiëren, in strijd is met algemene rechtsbeginselen of leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Hierbij verdient opmerking dat in dit verband niet van belang is dat, zoals belanghebbende voor het Hof heeft aangevoerd, andere gemeenten het tarief wèl differentiëren al naar gelang sprake is van een één- respectievelijk meerpersoonshuishouden, aangezien de gemeente Spijkenisse niet is gehouden de regelgeving van andere gemeenten met betrekking tot tariefdifferentiatie te volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
bevestigt de uitspraak van het hoofd.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, J.W. van den Berge en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2002.