Home

Hoge Raad, 18-06-2004, AN8721, 38783

Hoge Raad, 18-06-2004, AN8721, 38783

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 juni 2004
Datum publicatie
18 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AN8721
Formele relaties
Zaaknummer
38783
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 9

Inhoudsindicatie

Is een correct BTW-nummer vereist voor de toepassing van het nultarief bij een intracommunautaire levering?

Uitspraak

Nr. 38.783

18 juni 2004

LB

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's Hertogenbosch van 21 mei 2002, nr. 99/02109, betreffende na te melden aan X B.V. te Z opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar, en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 1994 tot en met 31 december 1994 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 94.041, met een verhoging van de nageheven belasting van 100 percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op 25 percent. De naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 16 oktober 2003 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.2. Belanghebbende handelt in computerapparatuur. In oktober, november en december 1994 heeft belanghebbende computerapparatuur verkocht en geleverd aan de te R gevestigde vennootschap naar Spaans recht G, S.L. (hierna: G). Die goederen zijn vanuit Nederland naar Spanje vervoerd, en aldaar door G verkregen.

G heeft in 1994 het aan haar door de Spaanse belastingadministratie toegekende fiscale identificatienummer doorgegeven aan belanghebbende. Belanghebbende heeft dit nummer verschillende malen geverifieerd bij de Belastingdienst. In alle gevallen is haar medegedeeld dat dit nummer niet juist is.

Voorts heeft de Spaanse belastingadministratie bij faxbericht van 19 november 1997 jegens de Inspecteur verklaard:

"Concerning your fax dated 14.11.97, I can confirm that the Spanish company "G S L" with identification number 001, was never a valid trader for VAT and never has done any VAT-return.

This company did not submit the appropriate documents to be registered for VAT and so it did not have a VAT identification number.

Every Spanish company has only an identification number and in this case the identification number is 001.

(...)"

3.1.3. Ter zake van de hiervóór vermelde transacties paste belanghebbende het in artikel 9, lid 2, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) bedoelde tarief van nihil toe, ervan uitgaande dat sprake was van leveringen van goederen als bedoeld in post a.6 van de bij de Wet behorende Tabel II.

3.2. Het Hof heeft vooropgesteld dat voor de toepasselijkheid van het tarief van nihil vereist is dat de onderhavige goederen zijn vervoerd naar Spanje en dat zij aldaar door G zijn verkregen, hetgeen voor G een intracommunautaire verwerving vormt. De enkele omstandigheid dat het door G aan belanghebbende opgegeven Spaanse fiscale identificatienummer niet een BTW-identificatienummer was, kan volgens het Hof aan de toepassing van het nultarief niet in de weg staan, nu de aanwezigheid van een correct BTW-identificatienummer geen constitutieve voorwaarde is voor het mogen toepassen van het tarief van nihil bij intracommunautaire leveringen.

3.3.1. Het middel is met een rechtsklacht tegen dit laatstvermelde oordeel gericht.

3.3.2. Het middel faalt. De Nederlandse wet eist voor de toepassing van het nultarief slechts dat sprake is van een levering van goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, welke goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen. Niet in geschil is dat aan deze voorwaarden is voldaan.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende bijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2004.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 409.