Hoge Raad, 01-10-2004, AO3142, 38078
Hoge Raad, 01-10-2004, AO3142, 38078
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2004
- Datum publicatie
- 1 oktober 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AO3142
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO3142
- Zaaknummer
- 38078
Inhoudsindicatie
Verontreinigingsheffing oppervlaktewateren. Mini-camping deel van het jaar gesloten. Tijdsevenredige vermindering aanslag?
Uitspraak
Nr. 38.078
1 oktober 2004
RS
gewezen op het beroep in cassatie van het Dagelijks Bestuur van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (hierna: het Dagelijks Bestuur respectievelijk het Zuiveringsschap) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 2002, nr. BK-00/00764, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren van het Zuiveringsschap opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de productmanager Belastingadministratie (hierna: de heffingsambtenaar) van het Zuiveringsschap is verminderd tot een aanslag,
berekend naar een vervuilingswaarde van 7,8 vervuilingseenheden.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het Dagelijks Bestuur heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 30 december 2003 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en berechting.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende bewoont de woning op het perceel a-straat 1 te Z. Op een gedeelte van dat perceel exploiteert zij een zogenoemde boeren-minicamping. De minicamping is geopend van 1 april tot en met 30 september van ieder jaar.
3.1.2. Volgens de Heffingsverordening zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden 1986 (hierna: de Verordening) is belanghebbende heffingplichtig als gebruiker van woonruimte en als gebruiker van bedrijfsruimte (de minicamping).
3.1.3. Het perceel heeft één watermeter. De totale waterafname, voor woonruimte en bedrijfsruimte, heeft in 1996 472 m3 bedragen.
3.1.4. De Verordening bevat onder meer de volgende bepalingen:
Heffingplicht
Artikel 4
(...)
6. Indien het gebruik van een bedrijfsruimte in de loop van het heffingsjaar aanvangt of eindigt, wordt de aanslag naar tijdsevenredigheid vastgesteld.
7. (...)
Heffingsjaar
Artikel 5
Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7
1 De vervuilingswaarde van een woonruimte is 3 vervuilingseenheden (...).
Artikel 9
In afwijking van het bepaalde in artikel 8 kan het aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte worden berekend met toepassing van de in bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten (...).
Artikel 11
Indien het voor een bedrijfsruimte berekende aantal vervuilingseenheden minder dan 5 bedraagt, wordt de vervuilingswaarde vastgesteld op 3 vervuilingseenheden (...).
3.1.5. De bij de Verordening behorende Bijlage II bepaalt onder meer:
TABEL AFVALWATERCOËFFICIËNTEN
N.B. De in kolom 4 vermelde afvalwatercoëfficiënten zijn, rekening houdend met de voor de betreffende bedrijven gebruikelijke saneringsmaatregelen, vastgesteld op grond van berekening van het gemiddeld aantal inwonersequivalenten per etmaal - per in kolom 3 vermelde gewichts- of andere eenheid - over 365 dagen.
1 2 3 4
Nr. Bedrijf Eenheid afvalwatercoëfficiënt
(...)
(...) (...) (...) (...)
40B ...campings... 1 m3 gebruikt water 0,023
3.1.6. De onderhavige aanslag betreft een bedrijfsruimte (de minicamping).
Bij de uitspraak op het bezwaar is de vervuilingswaarde van de bedrijfsruimte gesteld op een aantal vervuilingseenheden corresponderend met de waterafname van het gehele perceel, verminderd met de 3 voor de woonruimte geldende vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde werd aldus als volgt berekend: 472 m3 x 0,023 - 3 = 7,8.
3.2. Voor het Hof was in geschil of het bedrag van de aanslag al dan niet ingevolge artikel 4, lid 6, van de Verordening tijdsevenredig moet worden berekend, gezien de omstandigheid dat de minicamping slechts zes maanden per jaar is geopend.
3.3. Het Hof is ervan uitgegaan dat zes maanden van het jaar geen sprake is van gebruik als bedrijfsruimte, en heeft op grond daarvan geoordeeld dat de aanslag, gelet op artikel 4, lid 6, van de Verordening, moet worden verminderd tot een aanslag berekend naar een vervuilingswaarde van 3,9 vervuilingseenheden, te weten 6/12 van de door de heffingsambtenaar berekende vervuilingswaarde (zie hiervóór, 3.1.6);
en dat aldus het aantal vervuilingseenheden minder dan 5 bedraagt, zodat de vervuilingswaarde ingevolge artikel 11 van de Verordening op 3 vervuilingseenheden wordt vastgesteld.
3.4. Deze oordelen worden in het middel terecht bestreden. Overeenkomstig de ratio ervan, moet artikel 4, lid 6, van de Verordening aldus worden uitgelegd dat de daarin voorgeschreven tijdsevenredige vaststelling van de aanslag slechts plaatsvindt indien het toepasselijke tarief uitgaat van gelijkmatige afvoer van vervuilingseenheden gedurende de loop van het heffingsjaar. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, zoals de Advocaat-Generaal heeft uiteengezet onder 4.3.2-4 van zijn conclusie.
3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen, onder meer voor beoordeling van het door het Hof buiten behandeling gelaten beroep op het vertrouwensbeginsel.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.