Hoge Raad, 17-12-2004, AR2242, 40233
Hoge Raad, 17-12-2004, AR2242, 40233
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 december 2004
- Datum publicatie
- 17 december 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AR2242
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2242
- Zaaknummer
- 40233
Inhoudsindicatie
Eeuwigdurend winstrecht; geen afschrijving.
Uitspraak
Nr. 40.233
17 december 2004
EC
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 augustus 2003, nr. 02/01810, betreffende na te melden aanslagen in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2000, 2001 en 2002 voorlopige aanslagen in de vennootschapsbelasting, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep tegen de aanslag voor het jaar 2000 gegrond en de beide andere beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 15 juli 2004 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.