Home

Hoge Raad, 12-08-2005, AS3581, 39935

Hoge Raad, 12-08-2005, AS3581, 39935

Inhoudsindicatie

Kapitaalsbelasting na remigratie vanuit non-EU-land.

Uitspraak

Nr. 39.935

12 augustus 2005

EC

gewezen op het beroep in cassatie van X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2003, nr. 02/00900, betreffende na te melden op aangifte voldane kapitaalsbelasting.

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

Belanghebbende heeft op 31 januari 1997 f 880.407 aan kapitaalsbelasting op aangifte voldaan. Op het daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak besloten geen teruggaaf van die belasting te verlenen.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 16 december 2004 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het eerste middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat artikel 34, aanhef en letter e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet) zo moet worden uitgelegd, dat het zich vestigen in Nederland van een lichaam een belastbaar feit is voor de kapitaalsbelasting, tenzij het lichaam onmiddellijk hieraan voorafgaand zijn vestigingsplaats of statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Gemeenschap had. 's Hofs oordeel is juist. Het middel faalt.

3.2. Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van het Hof, dat voormeld artikel niet leidt tot een ongeoorloofd onderscheid naar nationaliteit. Het verschil in behandeling bij verplaatsing van de feitelijke leiding naar Nederland tussen enerzijds een naar het recht van de Nederlandse Antillen opgerichte vennootschap en anderzijds een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap wordt gerechtvaardigd door het verschil in positie van deze beide vennootschappen in de Wet vóór de verplaatsing van de feitelijke leiding naar Nederland. 's Hofs oordeel is derhalve juist, wat er zij van de daartoe gebezigde gronden. Het middel faalt.

3.3. Het derde middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat het in artikel 56, lid 1, EG opgenomen verbod op beperkingen van het kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen niet van toepassing is. Het middel kan niet tot cassatie leiden. De in dit geval toegepaste nationale bepaling geeft, naar redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is, op een juiste wijze uitvoering aan artikel 4, lid 1, aanhef en letter e, van de Richtlijn 69/335/EEG van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, een harmonisatierichtlijn gebaseerd op de artikel 99 (oud) en 100 (oud) van het EG-Verdrag. Dat betekent dat deze richtlijn het kader vormt voor de beoordeling van de conformiteit van de nationale bepaling met het gemeenschapsrecht. De Hoge Raad acht gelet op het bepaalde in artikel 57 EG geen reden aanwezig het Hof van Justitie een prejudiciële vraag voor te leggen omtrent de geldigheid van de richtlijn in het licht van artikel 56, lid 1, EG.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.