Home

Hoge Raad, 24-06-2005, AS4121, 40499

Hoge Raad, 24-06-2005, AS4121, 40499

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 juni 2005
Datum publicatie
24 juni 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AS4121
Formele relaties
Zaaknummer
40499
Relevante informatie
Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 36l, Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 8j

Inhoudsindicatie

Artikel 36l, lid 11, WBM (oud). Kunnen instellingen zonder statuten in aanmerking komen voor teruggaaf van REB?

Uitspraak

Nr. 40.499

24 juni 2005

EC

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 september 2003, nr. 01/01494, betreffende beschikkingen op verzoeken van het openbaar lichaam Werkvoorzieningschap Regio Eindhoven (Ergonbedrijven) om teruggaaf van regulerende energiebelasting.

1. Beschikkingen, bezwaren en geding voor het Hof

Belanghebbendes verzoeken om gedeeltelijke teruggaaf van de aan haar in rekening gebrachte regulerende energiebelasting met betrekking tot gas en elektriciteit verbruikt in het jaar 2000 zijn door de Inspecteur afgewezen. Deze beschikkingen zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en een teruggaaf gelast ten bedrage van in totaal f 31.702 (€ 14.386). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal W. de Wit heeft op 22 december 2004 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak van het Hof.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende, een "openbaar lichaam" dat is ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, voert met behulp van de uitvoeringsorganisatie "Ergonbedrijven" voor de deelnemende gemeenten de taken uit die deze hebben op grond van de Wet sociale werkvoorziening. In de gemeenschappelijke regeling is bepaald dat de kosten van de uitvoeringsorganisatie, voorzover zij niet op andere wijze worden gedekt, door de deelnemende gemeenten worden gedragen.

Op 21 december 2000 heeft belanghebbende 28 verzoeken om teruggaaf van sedert 1 januari 2000 aan Ergonbedrijven in rekening gebrachte regulerende energiebelasting met betrekking tot gas en elektriciteit ingediend. De Inspecteur heeft deze teruggaaf geweigerd op de grond dat belanghebbende niet beschikt over statuten.

3.2. Het Hof heeft, gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling waarbij belanghebbende is ingesteld, geoordeeld dat met betrekking tot belanghebbende sprake is van grondregels als - met het woord statuten - bedoeld in artikel 36l, lid 11, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst tot en met 31 december 2001; hierna: de Wet). Daaraan heeft het Hof toegevoegd dat uit de tekst van voormelde bepaling niet valt af te leiden dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat alleen de lichamen genoemd in de gebezigde omschrijving voor teruggaaf van regulerende energiebelasting in aanmerking komen.

3.3. Voorzover het middel deze oordelen bestrijdt, slaagt het. De tekst van artikel 36l, lid 11, van de Wet is afgestemd op het voor teruggaaf van belasting in aanmerking brengen van instellingen die geregeerd worden door bepalingen van privaatrecht. Belanghebbende, een publiekrechtelijk lichaam, valt derhalve buiten de aldus omschreven doelgroep van voormelde bepaling. Uit de in de onderdelen 2.1.2 tot en met 2.1.6 van de bijlage bij de conclusie van de Advocaat-Generaal weergegeven geschiedenis van de totstandkoming van artikel 36l, lid 11, van de Wet kan niet worden afgeleid dat de wetgever de bedoeling heeft gehad aan die bepaling een ruimer toepassingsbereik te geven dan met de bewoordingen van de bepaling tot uitdrukking is gebracht. In de toelichting op het amendement Reitsma dat de basis vormt van de onderhavige bepaling, is niet gerept over publiekrechte-lijke lichamen, hetgeen zijn verklaring hierin kan vinden dat deze niet behoorden tot de instellingen die niet op andere wijze enige tegemoetkoming uit overheidsmiddelen zouden ontvangen ter compensatie van de regulerende energiebelasting.

3.4. Uit het hiervóór in 3.3 overwogene volgt dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en

verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2005.