Home

Hoge Raad, 01-04-2005, AT3038, 40565

Hoge Raad, 01-04-2005, AT3038, 40565

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 april 2005
Datum publicatie
1 april 2005
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT3038
Formele relaties
Zaaknummer
40565

Inhoudsindicatie

Declarabele vordering.

Uitspraak

Nr. 40.565

1 april 2005

PV

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 oktober 2003, nr. 02/03853, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 3.375.090, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

Het Hof heeft geoordeeld dat in het onderhavige jaar zowel ter zake van de door belanghebbende verrichte ambtelijke werkzaamheden als ter zake van de door belanghebbende verrichte niet-ambtelijke werkzaamheden declarabele vorderingen zijn ontstaan, welke vorderingen ter bepaling van de winst dienen te worden geactiveerd. Deze oordelen worden in cassatie vergeefs bestreden, aangezien zij geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie voor het overige niet op hun juistheid kunnen worden getoetst. De middelen falen derhalve.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2005.