Home

Hoge Raad, 02-06-2006, AV1261, 41394

Hoge Raad, 02-06-2006, AV1261, 41394

Inhoudsindicatie

Recht van schenking, vermelding jaar van schenking op aanslagbiljet, nietigheid aanslag?

Uitspraak

Nr. 41.394

2 juni 2006

RvS

gewezen op het beroep in cassatie van X2 te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 november 2004, nr. BK-02/03755, betreffende na te melden aanslag in het recht van schenking.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is een aanslag in het recht van schenking opgelegd naar een verkrijging van € 28.987.529, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 22 december 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1.1. Middel 1 betoogt onder meer dat het Hof de aanslag had moeten vernietigen op de grond dat het aanslagbiljet als jaar van schenking vermeldt 2002 terwijl de schenking - naar niet in geschil is - in 1998 heeft plaatsgevonden.

3.1.2. Nu de vermelding van het jaartal 2002 op het aanslagbiljet geen onzekerheid erover heeft doen ontstaan dat de aanslag zag op de verkrijging welke belanghebbende in 1998 ten deel was gevallen, heeft het Hof terecht aan deze kennelijke vergissing geen gevolg verbonden. Middel 1 faalt derhalve in zoverre.

3.2. Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2006.