Hoge Raad, 17-11-2006, AZ2395, 42603
Hoge Raad, 17-11-2006, AZ2395, 42603
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 november 2006
- Datum publicatie
- 17 november 2006
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2006:AZ2395
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2005:AU2586, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 42603
Inhoudsindicatie
Boete, Hof had moeten onderzoeken of grove schuld aanwezig was.
Uitspraak
Nr. 42.603
17 november 2006
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 oktober 2005, nr. 04/01885, betreffende na te melden aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd alsmede een boete. De aanslag en de boete zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur verminderd tot onderscheidenlijk € 1944 en € 486.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de boetebeschikking alsmede de boetebeschikking zelf vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft de boetebeschikking vernietigd op de grond dat het niet aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Het Hof heeft zich niet uitgelaten over de vraag of bij belanghebbende grove schuld aanwezig was omdat, aldus het Hof, de Inspecteur in zijn verweerschrift de boete enkel verdedigt met het verwijt dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij belanghebbende.
3.2. Het middel, dat zich tegen dit oordeel keert, slaagt. Op pagina 5 van zijn verweerschrift voor het Hof heeft de Inspecteur gesteld dat, zo het Hof van mening mocht zijn dat in het onderhavige geval geen sprake is van voorwaardelijk opzet, er sprake is van grove schuld. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt niet dat de Inspecteur deze stelling niet heeft gehandhaafd. Nu het Hof deze stelling niet heeft behandeld, is zijn uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3. Gelet op het hiervoor overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2006.