Home

Hoge Raad, 29-06-2007, BA8046, 40932

Hoge Raad, 29-06-2007, BA8046, 40932

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 juni 2007
Datum publicatie
29 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA8046
Formele relaties
Zaaknummer
40932

Inhoudsindicatie

Rioolrecht; bedrijfsverzamelgebouw; units die zelf geen (indirecte) aansluiting hebben.

Uitspraak

Nr. 40.932

29 juni 2007

gewezen op het beroep in cassatie van C, handelend onder de naam Handelsonderneming X, te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 mei 2004, nrs. BK-03/00770 en BK-02/03870, betreffende na te melden aanslagen in de rioolrechten van de gemeente Alblasserdam.

1. Aanslagen, bezwaren en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2001 als eigenaar van de objecten a-straat 1, a-straat 1b, a-straat 1c, a-straat 1d en a-straat 1e, vijf op één aanslagbiljet verenigde aanslagen alsmede als eigenaar van de objecten a-straat 1a en a-straat 1f, twee op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de rioolrechten van de gemeente Alblasserdam opgelegd ten bedrage van € 156,55 per object, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaren, bij uitspraken van de Directeur SVHW (hierna: de Directeur) zijn gehandhaafd.

Voor het jaar 2002 zijn aan belanghebbende als eigenaar van de objecten a-straat 1a en a-straat 1f te Z, twee op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de rioolrechten van de gemeente Alblasserdam opgelegd ten bedrage van € 158,20 per object, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur zijn gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft bij twee afzonderlijke uitspraken (respectievelijk voor 2001 en 2002) de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken waarvan beroep vernietigd voor zover deze betrekking hadden op het object a-straat 1a. De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. De toepasselijke verordeningen

De Verordeningen rioolrechten 2001 en 2002-1 van de gemeente Alblasserdam (hierna: de Verordening) bevatten onder meer de navolgende bepalingen:

"Artikel 1 Belastingplicht

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

(...)

c. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

(...)

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam "rioolrechten" worden geheven:

a. een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en

(...)

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom.

(....)".

4. Beoordeling van de klacht

4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

4.1.1. a-straat 1 te Z is de aanduiding van (het geheel van) een bedrijfsverzamelgebouw, dat verscheidene bedrijfsunits bevat. Het gebouw is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Via die aansluiting lozen toiletgroepen, die niet behoren tot enige van de afzonderlijke units.

4.1.2. De met nummer 1c aangeduide unit beschikt over een indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering, de units met de nummers 1a, 1b, 1d, 1e en 1f beschikken noch over een directe, noch over een indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.

4.2. Voor het Hof was niet in geschil dat de hiervoor in 4.1.2 genoemde units zelfstandige gedeelten zijn in de zin van artikel 3 van de Verordening.

4.3. Het Hof heeft geoordeeld dat ook de zelfstandige gedeelten die direct noch indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering, in de heffing van het aansluitrecht kunnen worden betrokken. Daartegen keert zich de klacht.

4.4. Artikel 3 van de Verordening bepaalt dat de rechten worden geheven ter zake van elk aldaar nader omschreven zelfstandig gedeelte. Artikel 4, lid 1, van de Verordening bepaalt dat het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom. Een zelfstandig gedeelte (in de zin van artikel 3) voldoet niet aan de in artikel 1 gegeven definitie van een eigendom. De Verordening bepaalt niet wat de heffingsmaatstaf is voor een zelfstandig gedeelte (in de zin van artikel 3).

4.5. Ter vermijding van de ongerijmde conclusie dat artikel 3 - bij gebreke van een heffingsmaatstaf voor een zelfstandig gedeelte - een dode letter zou zijn, dient dat artikel aldus uitgelegd te worden dat een aldaar omschreven zelfstandig gedeelte moet worden gelijkgesteld aan een eigendom als bedoeld in artikel 1, en mitsdien afzonderlijk in de heffing wordt betrokken. Deze uitleg strookt met het slot van artikel 3, waarin is bepaald dat indien twee of meer zelfstandige gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

4.6. De zojuist aan artikel 3 gegeven uitleg brengt - in verbinding met het bepaalde in artikel 2 - mee dat ter zake van een zelfstandig gedeelte slechts dan aansluitrecht kan worden geheven indien dat zelfstandig gedeelte direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

4.7. Deze slotsom strookt met hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in onderdeel 3.3, tweede alinea van zijn arrest van 10 april 1996, nr. 30251, BNB 1996/207, waarin immers besloten ligt dat de gebruikswaarde van een zelfstandig gedeelte wordt verhoogd door de aanwezigheid in dat gedeelte van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.

4.8. Uit het voorgaande volgt dat de klacht slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Uit de hiervoor in 4.1 vermelde feiten volgt dat slechts de aanslagen ter zake van de nummers 1 en 1c in stand kunnen blijven.

5. Proceskosten

Het college zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraken van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,

voor het jaar 2001: vernietigt (i) de uitspraken van de Inspecteur, behoudens voor zover daarbij de aanslagen ter zake van de objecten a-straat 1 en 1c zijn gehandhaafd, alsmede (ii) de aanslagen ter zake van de objecten a-straat 1a, 1b, 1d, 1e en 1f,

voor het jaar 2002: vernietigt (i) de uitspraak van de Inspecteur, alsmede (ii) de aanslagen ter zake van de objecten a-straat 1a en 1f,

gelast dat de gemeente Alblasserdam aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van in totaal € 204, en

veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Alblasserdam aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.