Home

Hoge Raad, 01-02-2008, BA4260, 43495

Hoge Raad, 01-02-2008, BA4260, 43495

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2008
Datum publicatie
1 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BA4260
Formele relaties
Zaaknummer
43495

Inhoudsindicatie

Goed koopmansgebruik, activering veldinventaris (grondteelt chrysanten en substraatteelt tomaten onder glas)?

Uitspraak

Nr. 43.495

1 februari 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 2006, nr. BK-04/04418, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 5 april 2007 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Een met belanghebbende in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gevoegde dochtervennootschap exploiteert een tuinbouwbedrijf voor de teelt van tomaten. De tomaten worden in kassen op substraat geteeld. Jaarlijks worden in december tomatenplanten gekocht en geplant. Aan het einde van het jaar dragen de planten nog geen vrucht. Vanaf week 9 in het daaropvolgende jaar wordt geoogst. De tomaten worden verkocht aan een vaste afnemer tegen de op het tijdstip van levering geldende marktprijs. In november worden de tomatenplanten gerooid. Het boekjaar van de onderneming is gelijk aan het kalenderjaar.

3.1.2. In het onderhavige jaar (2003) zijn voor de in december 2003 gestarte teeltcyclus uitgaven gedaan voor plantmateriaal, arbeid, verwarming, elektra, water, meststoffen, gewasbescherming, stomen van substraatmaterieel, groeimedium, loopfolie, en touw-, bind- en steunmateriaal. Voorts is een deel van de afschrijving op de installaties direct toerekenbaar aan de teelt. De uitgaven ter zake van deze "veldinventaris" zien uitsluitend op de oogst van het jaar 2004. Het zijn normale uitgaven die elk jaar terugkeren.

3.1.3. Belanghebbende heeft de genoemde uitgaven niet geactiveerd, maar direct ten laste van de fiscale winst van het onderhavige jaar gebracht. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat goed koopmansgebruik activering van de uitgaven vereist. Op basis van een met - onder meer - belanghebbende getroffen zogenoemde ingroeiregeling is 25 percent van het te activeren bedrag bij belanghebbendes aangegeven fiscale winst geteld. Voor het geval dat de Inspecteur in het gelijk zou worden gesteld, was de hoogte van de correctie tussen partijen niet in geschil. De toepassing van de ingroeiregeling is in dat geval tussen partijen evenmin in geschil.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat goed koopmansgebruik meebrengt dat het beloop van de uitgaven ten behoeve van de veldinventaris op de eindbalans van het onderhavige jaar wordt geactiveerd. Het middel richt zich tegen dit oordeel.

3.3. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld.

3.3.1. Ten aanzien van planten of gewassen met een korte levensduur staan de kenmerken van voor de omzet bestemde zaken op de voorgrond, zowel indien de vruchten of opbrengsten in eenmaal worden geoogst, als indien deze verdeeld over enkele afzonderlijke oogsten of gespreid gedurende een zeker tijdvak worden genoten. Van zodanige planten en gewassen moet worden aangenomen dat zij rechtstreeks opgaan in zaken die voor de omzet bestemd zijn (HR 13 mei 1987, nr. 24690, BNB 1987/238).

3.3.2. Zaken die in het bedrijf aanwezig zijn ter bewerking, verwerking of verkoop en voor de omzet bestemd zijn, zoals de hiervoor in 3.3.1 omschreven planten en gewassen, moeten in beginsel worden gewaardeerd op de aanschaffingskosten dan wel - in geval van zaken in bewerking en verwerking - op de voortbrengingskosten, zijnde de uitgaven welke bepaaldelijk door de vervaardiging van deze zaken worden opgeroepen (vgl. HR 30 mei 1956, nr. 12639, BNB 1956/222).

3.3.3. In zijn arresten van 27 november 1957, nr. 13341, BNB 1958/8, en 20 januari 1960, nr. 14176, BNB 1960/67, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij een landbouwbedrijf, waarvan de veldinventaris omvat de normale, jaarlijks terugkerende uitgaven, welke uitgaven uitsluitend zijn gedaan ten behoeve van het onmiddellijk daarop volgende boekjaar en in dat jaar praktisch gesproken zijn uitgewerkt, goed koopmansgebruik zich niet er tegen verzet zodanige uitgaven te brengen ten laste van het jaar waarin zij zijn gedaan.

Echter, de sinds het wijzen van die arresten opgetreden ontwikkelingen in de landbouw hebben meegebracht dat op het punt van de administratieve bedrijfsvoering landbouwbedrijven geen uitzonderings-positie meer innemen ten opzichte van bedrijven in het algemeen, zodat er niet langer reden is voor landbouwbedrijven een uitzondering op de hiervoor in 3.3.2 vermelde regel te aanvaarden. Het bijzondere karakter van veldinventaris en de bijzondere risico's die daaraan verbonden zijn, doen niet er aan af dat ook veldinventaris moet worden gewaardeerd op de uitgaven welke bepaaldelijk door de vervaardiging daarvan worden opgeroepen.

3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3.3 overwogene heeft het Hof terecht het niet-activeren van de veldinventaris niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik geoordeeld, wat er zij van hetgeen het Hof daartoe heeft overwogen. Voor dat geval is blijkens onderdeel 4.2 van 's Hofs uitspraak de waardering van de veldinventaris niet in geschil. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort, P. Lourens, C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2008.

De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. P.J. van Amersfoort.