Hoge Raad, 12-09-2008, BB0454, 43402
Hoge Raad, 12-09-2008, BB0454, 43402
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 september 2008
- Datum publicatie
- 12 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BB0454
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BB0454
- Zaaknummer
- 43402
Inhoudsindicatie
Art. 6 en 10, lid 3, letter b, Wet IB 1964. Art. 2 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving. Tijdelijke VOF met BV aangegaan met het oog op willekeurige afschrijving startende ondernemer. Geldt duurzaamheidseis ook voor subjectief ondernemerschap?
Uitspraak
Nr. 43.402
12 september 2008
Arrest
gewezen gewezen op het beroep in cassatie van X-Y te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 juli 2006, nr. 04/04863, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volks-verzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld en een klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Op 28 juni 2007 heeft de Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw geconcludeerd tot gegrond-verklaring van het beroep in cassatie en tot verwijzing van het geding.
3. Beoordeling van de middelen en de klacht
Het Hof heeft geoordeeld dat hetgeen is overwogen en beslist in zijn uitspraak van 5 juli 2006 met kenmerk 04/04862 betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar (1999) van de echtgenoot van belanghebbende geen andere conclusie toelaat dan dat diens belastbare inkomen in het onderhavige jaar hoger is dan dat van belanghebbende, zodat de door belanghebbende aangegeven aftrekposten terecht zijn gecorrigeerd.
Nu de zojuist vermelde uitspraak van het Hof bij het heden in de zaak met nummer 43401 uitgesproken arrest van de Hoge Raad is vernietigd en die zaak is verwezen, kan ook de uitspraak van het Hof in de onderhavige zaak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 43400 en 43401 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 105, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 1288, derhalve € 429,34, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, A.R. Leemreis en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2008.