Hoge Raad, 05-12-2008, BB0678, 43908
Hoge Raad, 05-12-2008, BB0678, 43908
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 december 2008
- Datum publicatie
- 5 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BB0678
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BB0678
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7369, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 43908
Inhoudsindicatie
Toegang verlenen tot een zogenoemde peepshow; art. 9 lid 2, aanhef en letter a, Wet OB 1968; post 14, letter d, van Tabel I, onderdeel b behorende bij de Wet OB 1968; is het verlaagde BTW-tarief van toepassing?
Uitspraak
nr. 43908
5 december 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 januari 2007, nr. 06/00175, betreffende een door de fiscale eenheid X Holding B.V. c.s. te Amsterdam (hierna: belanghebbende) op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting en elf aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende heeft over het tijdvak juni 2002 op aangifte een bedrag aan omzetbelasting voldaan. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.
Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken juli 2002 tot en met mei 2003 elf naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd. De naheffingsaanslagen over de tijdvakken juli 2002 en november 2002 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd. De naheffingsaanslagen over de tijdvakken augustus 2002, september 2002, oktober 2002, december 2002, januari 2003, februari 2003, maart 2003, april 2003 en mei 2003 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur verminderd.
De Rechtbank te Haarlem heeft het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar alsmede de naheffingsaanslagen vernietigd en teruggaaf verleend over het tijdvak juni 2002 tot een bedrag van € 934. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 19 juli 2007 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en tot verwijzing van de zaak.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Ingevolge artikel 9, lid 2, aanhef en letter a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) bedraagt de belasting 6 percent voor de leveringen en diensten genoemd in Tabel I bij de Wet. Post 14 in onderdeel b van Tabel I luidt als volgt (tekst 2002 en 2003):
"14. het verlenen van toegang tot:
a. circussen;
b. dierentuinen;
c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto's en fotokopieën;
d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen;
e. bioscopen;
f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;
g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;"
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het verlenen van toegang tot de onderhavige peepshows op grond van post 14, letter d, van Tabel I, onderdeel b, behorende bij de Wet onderworpen is aan het verlaagde tarief. Het Hof heeft daartoe geoordeeld dat op grond van de genoemde bepaling muziek- en toneeluitvoeringen onder het verlaagde tarief vallen, dat de nationale wetgever deze begrippen ruim heeft willen opvatten, dat het culturele karakter c.q. het culturele niveau van een voorstelling geen voorwaarde is voor toepassing van het verlaagde tarief ter zake van het toegang verlenen tot die voorstelling en dat de zinsnede "en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen" in categorie 7 van bijlage H bij de Zesde richtlijn erop duidt dat daarmee bedoeld zijn culturele evenementen in de (meest) brede zin van het woord. Het Hof heeft voorts in dat kader geoordeeld dat bij de onderhavige peepshow sprake is van een toneel, waarop een voorstelling wordt gegeven die door een aantal personen tegen betaling kan worden bijgewoond, zodat sprake is van een toneelvoorstelling, en dat daaraan niet afdoet het (erotische) karakter van de voorstelling of de omstandigheden dat sprake is van een doorlopende voorstelling waarbij de uitvoerende personen elkaar afwisselen, dat de tijd die men naar de voorstelling kijkt afhankelijk is van de betaalde vergoeding, dat de bezoekers op een meer afgezonderde wijze de voorstelling volgen dan gebruikelijk is voor het bijwonen van toneelvoorstellingen en dat een vocaal aspect aan de voorstelling ontbreekt. Deze oordelen geven - anders dan het middel verdedigt - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart:
het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, E.N. Punt en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2008.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 433.